verantwoordelijke raadsman en uitvoerder en alle bemoeienis met
zijn werkkring moet tot belemmering en wrijving leiden, terwijl
het opdringen van inzichten mede het gevolg kan zijn.
De Commissie ontving uit het leger steun in hare pogingen tot
ingrijpen in de bevoegdheden van den opperbevelhebber. Zoo
schreef de kolonel Driant aan de Commissie, dat hij vroeger steeds
overtuigd was geweest van de noodzakelijkheid, de inmenging van
buiten het leger staande personen in zuiver militaire aangelegen
heden te weren, doch dat hij nu bekeerd was, weshalve hij der
Commissie thans de gebreken in de verdedigingsmaatregelen in
de versterkte zone van Verdun meende te moeten signaleeren. De
Commissie besloot nu naar die gebreken een onderzoek in te
stellen en was ten zeerste verontwaardigd, toen, n. m. m. terecht,
den commissieleden door Joffre den toegang tot de versterkte
zone werd geweigerd.
Het is moeilijk in de daad van Driant iets anders te zien dan
een actie tegen Joffre met behulp van parlementsleden, want hij
als militair wist toch, dat voor hem de aangewezen weg, om de
als tekortkomingen geachte toestanden te verbeteren, was
langs hiërarchieken weg deze ter kennis van de bevoegde en
verantwoordelijke gezaghebbenden te brengen.
Zoo ontving de Commissie ook van anderen klachten over dit
en over dat: voeding, kleeding, schoeisel, legering, enz. en op
al die klachten wilde zij ingaan, zonder te bedenken, dat het leger
en het M. v. O. over de noodige organen beschikken, om aan
misstanden een einde te maken, om een geregelden gang van zaken
te waarborgen, om klachten e. d. te onderzoeken, enz.
Bij de voren aangehaalde zitting van 7 Mei stelde de Commissie
aan den M. v. O. den eisch, haar volstrekte vrijheid van onderzoek
te waarborgen, ook in de zone der legers. De M. v. O. toch was
de opperste chef van de legers; met den opperbevelhebber aan
het front had zij dus niets uit te staan; zij verhield zich alleen
tot den M. v. O. Wilde deze niet toegeven, dan zou de Commissie
als zoodanig aftreden en het conflict aan het Parlement ter beslech
ting voorleggen.
Millerand gaf gedeeltelijk toe. Hij beloofde aan Joffre voor te
stenen, de Commissie vrijheid van onderzoek te laten onder
voorwaarde, dat deze zich niet zou inlaten met operatien en troe
penbewegingen, alleen voor een ernstig militair motief, voor een
werkelijke behoefte, en met den wenseh om een conflict te vermij
den, de legers zou bezoeken, en den opperbevelhebber in kennis
zou stellen met het doel van het bezoek en de plaats, waarheen
de conrmissielden zich zouden begeven.
Millerand was uit vrees voor een parlementair conflict gezwicht.
Evenwel kwam hij spoedig weer op zijn belofte terug en zond de
Commissie eenige dagen later een instructie betreffende bezoeken
van hare leden aan de troepen aan het front, welke echter de
281