algemeenen chef van den gen. staf omlijnende; het andere benoe ming van de Castelnau als zoodanig inhoudende. Deze keuze riep dadelijk een scherpe oppositie in het leven van de zijde der linksche ministers, omdat de Castelnau zich steeds weinig ingenomen met de Republiek had betoond en men een zoo verantwoordelijke betrekking met zoo groote bevoegd heden en macht niet aan een vijand der Republiek wilde toever trouwen. Het bleek, dat alleen Lacaze, de M. v. Mar., Lyautey steunde. Deze trok nu zijn voorstellen in en 3 dagen daarna vertrok de Castelnau naar Rusland. Dit incident verzwakte Lyautey's positie aanmerkelijk; want men had door het spoedig toegeven den indruk gekregen, dat hij, althans in parlementaire zaken, niet vast van wil was. In de Kamer had hij door de voorgestelde benoeming van de Castelnau, hoe gerechtvaardigd deze overigens was om diens bekwaamheden, de linkerzijde tegen zich gekregen en dit werd hem noodlottig. Einde Jan. 1917 had hij, nadat hij zich te voren reeds had verzet tegen de instelling van een onderministerschap voor den vliegdienst, omdat daardoor een zeer belangrijke zaak te meer aan den M. v. O. zou worden onttrokken, de leiding over dezen dienst opgedragen aan den gen. Guillemin. Dit was onmiddellijk gevolgd door een interpellatie over het program voor dien dienst. Lyautey gaf aan Briand te kennen, dat hij weigerde daarover in lichtingen te verstrekken, zelfs in een geheime bijeenkomst van de Kamer, omdat inlichtingen thans ontijdig zouden zijn en zijn voornemens slechts zouden verraden; van alle geheime verga deringen was altijd een en ander uitgelekt. Briand steunde hem. Toen evenwel begin Mrt Lyautey naar Londen ging om de tusschen Nivelle en Haig gerezen scherpe oneenigheid bij te leggen, kwam in den ministerraad de interpellatie over den vliegdienst, welke op 9 Mrt zou worden gehouden, ter sprake. Tegen Briand's verklaring, dat Lyautey haar niet wenschte te beantwoorden, ont stond weer dadelijk hevig verzet van de linksche ministers, die beweerden, dat zulks beleedigend was voor de Kamer, die er recht op had volledig te worden ingelicht. Briand gaf toe. 15 Mrt. werd de interpellatie in behandeling genomen. Lyautey nam het woord en begon al dadelijk met een zeer ontact volle verklaring, waarin hij eigenlijk verschillende parlementsleden onbetrouwbaarheid verweet. Dit verwekte een zoodanig tumult dat hij niet verder aan het woord kon komen. Het gevolg was, dat hij zijn ontslag als minister aanbood; maar in zijn val sleepte hij het geheele ministerie mede. Het kabinet Briand werd opgevolgd door het kabinet Ribot, waarin Painlevé M. v. O. was. Painlevé behoorde tot de linksche partijen en had de sympathie en het vertrouwen daarvan gewon- 360

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 18