door het dus niet noodig zou zijn om tegenover de Duitschers het mislukken van de aanvankelijke operatie te erkennen. In den ministerraad ontmoette Painlevé grooten tegenstand tegen het laatste doel van zijn plan, omdat men na de crisis van 4 maan den geleden thans niet weer een crisis wilde uitlokken. Men meende, dat de benoeming van Pétain tot algemeen chef van den gen. staf voldoende was om 'slands belangen te waarborgen, in dien hem slecnts uitgebreide bevoegdheden werden toegekend. 28 April had Nivelle een samenkomst met Painlevé en Ribot, waarin hem de beslissing werd medegedeeld, dat Pétain tot alge meen chef van den gen. staf zou worden benoemd met zeer uit gebreide bevoegdheden, overeenkomende met die, welke Robertson ais chef van den gen. staf in de Britsche legers waren toegekend. De conceptie van de operatiën was de taak van Pétain, de uit voering die van den opperbevelhebber. 30 April zou nu Nivelle Pétain ontmoeten om de voorgenomen operatiën met beperkt doel te bespreken. Ook in deze had Painlevé zich weer op ontoelaatbare wijze bemoeid met de zaken van den opperbevelhebber. Naar aanleiding van hem ondershands geworden berichten, dat de verliezen, wel ke bij den aanval op Brimont, die nu toch weer zou doorgaan, werden verwacht, en door Nivelle op enkele duizenden werden geschat, veel en veel hooger zouden bedragen (er werd zelfs ge sproken van 60000 man) bracht Painlevé den aanval op Brimont nogmaals in den ministerraad en in het comité de guerre ter sprake. 29 April berichtte hij Nivelle telefonisch, dat de minister raad had besloten, dat de aanval niet zou doorgaan, voordat men de noodige opheldering had gekregen over de vermoedelijk te verwachten verliezen, en dat hij zich eerst had te verstaan met Pétain. Den volgenden dag echter schreef Painlevé hem een brief, waarin hij verklaarde alleen te hebben willen wijzen op het be staande verschil van meening in zake die operatie en de verliezen tusschen hem en zijne ondergeschikten, niet dat hij de operatie zelf wilde tegenhouden; een brief, welke in flagranten strijd was met het telefonisch bericht van den vorigen dag. Nivelle gelastte nu een onderzoek bij het 5e leger, dat den bewusten aanval zou verrichten. Het bleek nu, dat de comman dant daarvan Painlevé onvoldoende had ingelicht, waardoor deze tot zijn pessimistische denkbeelden was gekomen. Terecht achtte Nivelle de vervanging van den commandant van dat leger noodzakelijk. Evenwel waren de gemoederen zoo zeer tegen hem ingenomen, dat men hem die voldoening weigerde. 30 April had de samenkomst plaats van Nivelle en Pétain, waar bij werd overeengekomen, dat de aanval zou plaats hebben, zooals Micheler dat had gewild. Toen nu de resultaten van het nieuwe offensief slechts middel- 369

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 27