den tijd. Zeker moest rekening worden gehouden met de bewezen
diensten, maar men mocht toch niet aarzelen om de noodige
veranderingen aan te brengen, wanneer het belang van het land
er mede gemoeid was en wanneer het zooals nu bij Verdun, duide
lijk was dat de betrokken personen toonden geen begrip te hebben
van de moderne oorlogvoering. Niet alleen het oppercommando,
maar ook de Regeering droeg de verantwoordelijkheid, en Frankrijk
mocht niet weder de kans loopen van een avontuur als thans zich
afspeelde bij Verdun, zonder dat iemand anders daarvoor aan
sprakelijk zou zijn dan een ondergeschikte.
De toespeling op Joffre was voor ieder duidelijk.
Briand antwoordde hierop, dat Galliéni den ministerraad plaats
te voor het alternatief van een regeeringscrisis, wanneer de raad
niet unaniem met hem medeging, of van een crisis in het opper
bevel, en dat hij daardoor, al wilde hij zulks dan ook niet, het
werktuig werd van de oppositie.
Galliéni hield echter voet bij stuk en eischte de beslissing van
den President der Republiek.
Bij het gehoor bij den President verklaarde Galliéni, dat hij
zijn ontslag zou nemen, als zijn voorsteilen niet werden aange
nomen, een ontslag, dat hij overigens ook wenschte om gezond
heidsredenen. Hij wees er echter op, dat de voorgestelde veran
deringen ook door den minister-president waren noodig geacht,
toen het besluit van Joffre's verheffing was geteekend, maar dat
de veranderingen voortdurend zonder noodzaak waren uitgesteld.
Briand antwoordde, dat hij de urgentie van de voorgestelde maat
regelen niet inzag, en dat hij het ontslag niet aannam, ten minste
niet voordat hij een vervanger voor Galliéni had gevonden.
Eerst een week later werd een besluit openbaar gemaakt, waar
bij de M. v. Mar. gedurende de ziekte van Galliéni tot M. v. O. ad
interim werd aangewezen.
Drie dagen later, 17 Maart, werd de nieuwe M. v. O. benoemd,
de generaal Roques.
Door deze handelwijze was het Briand gelukt om de crisis tot
een enkel ministerie te beperken.
Bij de keuze van een nieuwen M. v. O. werd o. m. aan Painle-
vé, die reeds minister was voor de uitvindingen, de defensie
rakende, gedacht, doch deze had bij de behandeling van Galliéni's
nota zoo volkomen diens partij getrokken, dat hij natuurlijk uit
dien hoofde niet voor dat ministerschap in aanmerking kon komen.
De Freycinet, die onder Gambetta de nationale defensie had geleid,
moest worden geëcarteerd om gezondheidsredenen. Lyautey, die
van zekere kanten werd voorgesteld, kwam niet in aanmerking,
omdat hij de geheele socialistische partij tegen zich had naar
aanleiding van het, als gouverneur van Marokko, ter dood doen
veroordeelen van een Duitschen socialist, die te Fez als spion
was gearresteerd. Bovendien schreef men ook hem een weinig
344