in omgekeerde richting één uur gevlogen, zoodat ik in verband met de eigenschappen van het vliegtuig en den motor nog de beschikking had over ruim vier en een halt uur vlie§en- Bij Poerwakarta komende beletten zware regens en onweers buien mij de hoogvlakte van Bandoeng te bereiken. Achtereenvolgens werd door mij beproefd ten Westen en ten Oosten van den Tampomas en ten Westen van den Tjeremai ovei Tomo Bandoeng te bereiken, doch tevergeefs; overal beletten zware regens en hevige onweersbuien den doorgang. Ik besloot ten slotte terug te gaan en bij Poerwakarta nogmaals de poging te herhalen om een doorgang te vinden, met het de beeld, indien ook daar het weer nog niet was opgeheldeid, op Kalidiati te landen en te overnachten. Bii den terugtocht verplaatsten de bewolking en de zware reöen zich meer en meer naar het Noorden, zoodat toen ik mij boven den Hoek van Pamanoekan bevond, boven de kust moest worden bevlogen om zicht te kunnen houden en op geen grooter hoogte dan een honderd meters. Kalidjati was in het geheel met te zien; de terugtocht naar Cheribon (noodlandingsterrem) was afgesne den door zware regens en onweers, zoodat ik besloot langs de kust door te vliegen in Westelijke richting, ten einde althans een van de noodlandingsterreinen bewesten Kahdjati te kunnen halen. Doch ook deze hoop was ijdel; het weer belette mij geheel, iets te zien van het meer naar binnen gelegen land, zoodat ten slotte mijn eenige hoop was, het vliegtuig te kunnen neerzetten op een plaats waar ik eenige menschelijke hulp zou kunnen verwachten. Het strand bood een troosteloozen aanblik; vischvijvers, modder en risophoren wisselden elkander in eindelooze eentonigheid at. Remousklappen, welke ik in mijn bijna tienjarige ndische vliegeniersloopbaan niet zoo sterk had meegemaakt, maakten het noodm dat ik met beide handen mijn levier moest vasthouden en behandelen, om kracht genoeg te kunnen ontwikkelen om het vliegtuig meester te blijven. Onderwijl vroeg ik mijzelf met zonder bezorgdheid af of de benzinevooraad wel toereikend zou zijn voor het bereiken van herbergzamer oorden; om vorengenoemde reden was ik ook ge dwongen de kustlijn te blijven volgen, ofschoon ik daarbij door de onweersbuien moest vliegen; de bliksemstralen sloegen me korte onregelmatige tusschenpoozen rondom het vliegtuig naar beneden, terwijl het geluid van den donder bijna onophoudelijk het geraas van mijn motor overstemde. Toen mijn horloge 5.45 n. m. aanwees en ik nog steeds de haven van Tandjong Priok niet voor mij zag opdoemen, bereidde ik mijn passagier erop voor, dat wij vermoedelijk den nacht zouden moeten doorbrengen op de vleugels van een in de modder over den kop gegaan vliegtuig, tusschen de risophoren en in het twij felachtige gezelschap van muskieten en krokodillen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 33