ben en bovendien zijn kaart verloren te hebben daar deze weg gewaaid was, zoodat hij mij geen inlichting kon verschaffen, waar wij ons bevonden. Terwijl wij aan het overleggen waren wat ons te doen stond in de gegeven omstandigheden, waar ons de middelen ontbraken de windstreken te bepalen en geen enkel orienteeringspunt een aanwijzing kon geven, kwam ten slotte het toeval ons te hulp; een groote rivier werd n. 1. zichtbaar. Mijn passagier meende dat deze de Serajoe was, welke meening ik niet kon deelen in verband met den tijd, welken wij van den Tjeremai af hadden gevlogen; later bleek het de Tji Tandoei te zijn. Ik volgde den loop dezer rivier stroomafwaarts en ontmoette op een gegeven oogenblik een spoorlijn, welke ik volgde; nabij een klein stationnetje deed ik pogingen den naam te lezen door heel laag te dalen. Het mocht ons echter geen van beiden gelukken, waarna de tocht langs de spoorbaan werd voortgezet, daar mijn benzinevoorraad, die toen misschien nog toereikend was voor 1 >/4 uur, geen langer talmen toeliet. Ten langen laatste doemde ver in het verschiet de kust voor ons op en bij nadere beschouwing bleek het de Westelijke kust van het eiland Noesa Kembangan te zijn; ik wierp onmiddellijk het stuur om, ten einde wederom langs de spoorbaan in tegen gestelde richting over Tjibatoe de hoogvlakte van Bandoeng te bereiken. Bij eenig nadenken betwijfelde ik echter in de eerste plaats of de bewolking het mij mogelijk zou maken Bandoeng te bereiken en in de tweede plaats of in een ongunstig geval mijn benzine voorraad mij zou veroorloven mijn vliegtuig nog naar een veilige plaats te brengen. Het zekere voor het onzekere nemende, deelde ik mijn passagier mede, af te zien van eene poging om Soekamiskin te bereiken, maar dat ik zou trachten een terrein te vinden, waar ik met rede lijke kansen van slagen voor het behouden van het vliegtuig een noodlanding zou kunnen verrichten. In aanmerking daarvoor kwamen terreinen bij Tjilatjap of Parigi, in verband met mijn kennis van de terreinen aldaar. Ik besloot, in verband met den afstand, tot Parigi; hier werd dan ook om ruim 1.30 n. m. op een geschikt terrein een noodlan ding verricht, terwijl den volgenden dag wederom werd opge stegen, na bijvulling van benzine en olie, en doorgevlogen naar Soekamiskin. III. Rapport van een vlucht door den len Luitenant-vliegenier Groenewegen verricht van Bandoeng naar Pameungpeuk en terug. In den morgen van den 12 December 1924 (dus in den natten moesson) ontving ik te Soekamiskin de opdracht mij met de H 125 377

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 35