publique", en besloot een daadwerkelijke en plaatselijke controle
uit te oefenen op alle diensten, welke tot taak hadden in de be
hoeften van het leger te voorzien.
Het was aan Joffre's tegenstanders gelukt zich gedeeltelijk in
zijn plaats als opperbevelhebber te stellen.
Het spreekt vanzelf, dat strijd niet uit kon blijven. Pédoya haalt
aan, dat eenige gedelegeerden van de door de Kamer ingestelde
commissie ingevolge bovenbedoelde motie zich wilden overtuigen
van den toestand der onderkomens, van de wijze, waarop van het
terrein ten behoeve van de verdediging was partij getrokken, doch
dat hun dit belet was geworden door de betrokken gezagheb-
benden, omdat die zaken volgens hen behoorden tot de conceptie
van militaire operatiën, het geen zeer juist is. Dit in het midden
latende, wijst Pédoya er op, dat de gedelegeerden het recht hadden
tot controle van de aanwending van alle defensieve en offensieve
middelen, industrieele als militaire. Dit bewijst weer, dat het hier
ging, niet om het werkelijke belang van het leger, dus van den
staat, maar om machtsusurpatie, het zich stellen in de plaats
van den opperbevelhebber. De door de Kamer aangenomen motie
toonde aan, dat men niet had ingezien, dat het aanwenden van
die middelen inderdaad behoorde tot de militaire operatiën. Dat
leeken dat niet dadelijk begrijpen, is aan te nemen. Maar de Kamer
telde onder hare leden ook militairen en dezen hadden dat toch
zeker kunnen weten.
Iets anders zou het geweest zijn, indien het was gegaan om
voorzieningen van wettelijken aard en de uitvoering van die voor
zieningen, ten einde het produceeren der legerbehoeften te regelen
en op te voeren tot verhooging van de kracht van het leger. Dan
is, zooals van zelf spreekt, de hulp en tusschenkomst van het
Parlement onontbeerlijk. Maar dat was hier niet het geval. Hier
bemoeide men zich met de details van het oorlogsinstrument en
de wijze, waarop zij werden aangewend en de beoordeeling
hiervan behoort uitsluitend tot de bevoegdheid van den opper
bevelhebber, die het moet hanteeren en daarvoor aansprakelijk is,
en die in de formatiën van het leger zelf de noodige controle
middelen op de handelingen zijner ondergeschikten heeft.
Dat derg. inmenging kan leiden tot ernstige belemmeringen van
den verantwoordelijken opperbevelhebber, is duidelijk. Hij toch
wordt overstroomd, zooals later ook bleek, met rapporten en op
merkingen van de gedelegeerden, die ieder het door henzelf onder
zochte onderdeel van het meeste gewicht achten, daarom aan
dringen op het wijden van alle aandacht aan de door hen gesig
naleerde zaken, terwijl zij niet in staat zijn de verschillende militaire
quaestiën naar hunne juiste onderlinge waarde te beoordeelen,
Niet alleen, dat door den aandrang van parlementaire zijde de
aandacht van den opperbevelhebber zal worden afgeleid van de
voorname zaken, althans, dat hij niet zooveel aandacht daaraan
346