393 Het „Indisch Maandoverzicht" behandelt het rassen- en kadervraagstuk bij de nieuwe legerorganisatie. Over het opheffen van de opleiding in eens tot onderofficier van Europeesche jongelieden te Nijmegen en Magelang lezen we „Om kader te worden moeten ook zij voortaan weder in de gelederen gediend hebben en van daaruit telkens examen voor een kaderschool doen. Een alleszins toe te juichen maatregel voor een leger waar de manschap pen tot 30 en meer dienstjaren hebben en het slechts met groote inspan ning, na soms ettelijke jaren achtereen voor een kaderschool geslaagd te zijn, doch niet toegelaten wegens gebrek aan plaats en niet behoorende tot de hoogste nummers, gelukt tot korporaal en hooger te klimmen. De Euro peesche compagnieën blijven hiermede tevens gespaard, als kweekplaatsen voor Eu ropeesch kader, hetgeen de gevechtskracht van het leger mede ten goede komt." Kapitein Q. Kuyper geeft „Plaatsbepaling" waarin hij het gebruik daar bij van prismakijker met kompas Bézard, ruitverdeeling op de kaart en kaarthoekmeter bij de infanterie behandelt. We vreezen, dat de door hem aanbevolen methode van plaatsbepaling in den bewegingsoorlog weinig uitvoerbaar zal blijken. Het aanduiden van doelen aan de artillerie door de infanterie in voor ste lijn blijft een moeilijk probleem, vooral in een terrein met weinig goed herkenbare punten. Kapitein Stürm vervolgt zijn beschouwingen over „Het voorschrift Ver bindingsdienst voor de landmacht 1924." Uit zijn arbeid valt af te leiden, dat in het Nederlandsche leger aan dezen bij uitstek gewichtigen dienst zeer veel aandacht wordt besteed. Artilleristisch Tijdschrift. Februari/Maart 1925 (bijvoegsel van Mavors). Kapitein S. Schilderman schrijft een artikel over „Divisie-groepstreinen" en behandelt in het bijzonder de aangespannen treinen. We zien daarin 0. a. dat in Nederland de keukenwagens behooren tot den gevechtstrein der korpsen. Het artikel geeft een goed overzicht van de samenstelling der treinen in Nederland en van de moeilijkheden aan een goed gebruik verbonden. Kapitein de Bas vervolgt „Artilleristische oefeningen" waarin o. a een uitwerkingsvuur afgegeven volgens een bepaalde tijdtabel wordt behandeld. Een aanhaling uit „Le Tube 1233" van Paul Lintier dient daarbij om het vermoeiende van een dergelijk vuur voor de bedieningsmanschappen te demonstreeren. Ook wordt vervolgd Aanteekeningen over de kustartillerie" door kapitein Grotendorst, terwijl de luitenant van Swinden Koopmans het begin geeft van „Werkzaamheden van artillerie-officieren bij staven en batterijen" waarin aanwijzingen voor „normale" gevallen worden gegeven. Afge scheiden van het feit, dat over het al of niet normale van zijn gevallen natuurlijk kan worden gedebateerd, zijn de aanwijzingen voor de technische uitvoering van hetgeen te doen valt, voor velen van waarde. Marineblad. 24 Maart 1925. In een lijvig artikel geeft Lt. ter zee 2e kl. Rotgans „Eenige beschouwingen over de vraagstukken van het Verre Oosten". Zonder commentaar te leveren willen we de door hem gemaakte con clusies hier vermelden: 1. Bij een conflict in het verre Oosten, met Japan als eene partij en de Ver. Staten als andere, is als gunstigste geval voor Japan, van Enge land een onwelwillende neutraliteit te verwachten. II. Bij een dergelijk conflict zal Japan weliswaar militair eenige voor- deelen kunnen behalen, echter zal het land economisch zulke nadeelen ondervinden, dat het te gronde zal gaan. III. Kiest Engeland partij, dan is dit alleen te verwachten tegen Japan. Een oorlog onder deze omstandigheden zal Japan in zeer korten tijd vernietigen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 51