kan schenken, als wel noodig is, maar het gevolg kan ook zijn,
dat aan den opperbevelhebber beslissingen worden opgelegd,
welke indruischen tegen zijne overtuiging. Dit gevaar is zooveel
te grooter, wanneer onder de gedelegeerden en in de Kamer mili
tairen zijn, die als deskundigen worden beschouwd, want bij
conflicten tusschen dezen en den verantwoordelijken opperbevel
hebber bestaat te veel kans, dat het Parlement met die onver
antwoordelijke deskundigen medegaat.
Men vergat hier den juisten regel, dat in den krijg geen gedeelde
verantwoordelijkheid kan bestaan, omdat daardoor de kracht van
het leger, de kracnt van de leiding, de kracht van de oorlogvoering
wordt geschaad.
Spoedig vingen de aanvallen op Joffre weer aan. De linker
partijen konden niet vergeten, dat Sarrail van zijn belangrijk com
mando op het Fransche front was ontheven geworden, en beweer
den, dat „de eenigste republikeinsche generaal" slechts tegenwerking
en onwelwillendheid ondervond.
Joffre's tegenstanders in de commissiën verklaarden van meer
dere generaals een ongunstig oordeel over hem te hebben ver
nomen. Hun vertrouwen in zijn beleid, dat reeds geschokt was,
zou door het betrekkelijk gering succes van den Sonnne-slag, het
welk bovendien alleen verkregen was ten koste van zeer zware
verliezen, bijna geheel verdwenen zijn. De commissie-leden meenden
daarom hem hun vertrouwen geheel te moeten onthouden en
drongen op zijn vervanging aan. Overal maakten zij stemming
tegen Joffre door uitlatingen van hooge officieren, welke zij be
weerden te hebben vernomen, rond te bazuinen, door de verliezen
der Geallieerden in den Sonnne-slag sterk te overdrijven, door
voor te geven te hebben waargenomen, dat nergens meer ver
trouwen bestond in den generalissimus, enz.
Ook de nederlaag van Roemenië werd hem verweten. Men
stelde hem aansprakelijk voor het Roemeensche veldtochtsplan.
Hij had moeten verhinderen, dat de Roemenen zich met hun hoofd
macht tegen O-H. wendden, waardoor hun rug onvoldoende
beschermd bleef tegen de Bulgaren. Had Joffre evenwel het Roe
meensche veldtochtsplan goedgekeurd, dan toonden de gebeurte
nissen voldoende zijn onbekwaamheid aan. Hadden de Roemenen
dat plan tegen zijn raad uitgevoerd, dan bleek duidelijk, dat Briand
het Parlement maar wat had wijs gemaakt, toen hij verklaarde,
dat Joffre wegens zijn bekwaamheden onbeperkt vertrouwen en'
gezag genoot bij de Verbondenen en dat dit breed uitgemeten
motief om hem te handhaven aan het hoofd der legers dus geen
waarde bezat. Het Parlement was dus bedrogen geworden.
Onnoodig te betoogen, hoe ongegrond dit verwijt was.
De linkei partijen nam Joffre nog verder tegen zich in door
het zenden van Castelnau naar Saloniki. Tot steun van het
Roemeensche offensief had Joffre aan Sarrail gelast den lOen
347