hindernissen de electrisch geladene konden treffen, aangezien dan daarmee alle kans bestond, dat een aarding van deze zou worden veroorzaakt. De electrische hindernissen waren nagenoeg steeds vóór de voorste loopgraven aangelegdde draden waren bevestigd aan vaste palen. De hindernissen waren ca 1 M. hoog, 2 tot 3 M. breed en bestonden uit zig-zag loopende draden bevestigd aan 2 (of soms 3) rijen palen van goed droog en van den bast ontdaan naaldhout. Toegepast werd zoowel glad draad als prikkeldraad. De palen stonden op een onderlingen afstand van 2 M. en wa ren ca 50 cM. diep in den bodem geslagen. Ten einde een zoo goed mogelijke isolatie te verkrijgen, waren de ondereinden der palen over een afstand van ongeveer 60 cM twee maal in ko kende steenkolenteer gedompeld gedurende minstens 2 uur (niet winddroog hout minstens 4 uur). Niettegenstaande alle pogingen om de isolatie zoo goed mo gelijk te doen zijn, teneinde daarmee het energieverlies tot een minimum te beperken, bedroeg dit verlies voor iederen paal bij vochtig weer toch nog 4 Watt bij een spanning van 1500 V. Bij droog weer was het energieverlies veel geringer. De spanning der hindernissen was echter normaal kleiner dan 1500; het spanningsverlies in de toevoerkabels alsmede in de hindernissen zelf was n.l. vrij groot en wisselde af van 100 tot ca 300 V., zoodat de spanning der hindernissen, welke het verst van een schakelstation af waren slechts ongeveer 800 tot 1200 V. bedroeg. Zoo uiterlijk gezien, leken de electrische draadhindernissen precies op de gewone; alleen waren de draden bij de laatste allen goed geleidend met elkaar verbonden. Deze gelijkenis was ook noodig, teneinde daarmee n.l. den vijand in het onzekere te laten, welke der hindernissen geladen waren. De afstand van den ondersten draad tot den grond bedroeg minstens 15 cM. Ten einde de draadversperringen een steviger geheel te doen vormen en met het oog op een betere stroomgeleiding, waren de palen van iedere rij door twee staaldraadkabels met elkaar verbonden, terwijl om de 10 M. tusschen beide rijen dwarsverbindingen waren aangebracht. De staaldraadkabels hadden een diameter van 7 tot 10 mm en waren aangebracht op 15 en op 100 cm boven den grond. Naast de bovenbeschreven permanente hindernissen werden ook tijdelijke hindernissen toegepast en wel op frontgedeelten, waar door den geringen onderlingen afstand tusschen de vijande lijke loopgraven het aanleggen der vaste hindernissen niet moge lijk bleek. Deze losse hindernissen werden aanvankelijk uitgevoerd in den vorm van Spaansche ruiters. Deze werden in meer achter waarts gelegen stellingen klaargemaakt, 's nachts naar voren ge- 435

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 27