loodmantels nog te gevaarlijk, in verband met de grootere kans op kortsluiting! De kabels bleken al heel spoedig onbruikbaar te zijnde isolatie was absoluut onvoldoende, terwijl de kabels zelf veel te zwak waren. Door de hooge stroomen (40 tot 60 A.) waarmee de kabels naar de hindernissen belast waren, werd een zoo groote hitte ontwikkeld, dat de kabels spoedig op meerdere plekken verbrand waren. Dit was natuurlijk het meest het geval bij kabels, welke in een vochtigen bodem waren gelegd. Na ca 3 maanden gebruik moesten derg. kabels dan ook alle vernieuwd worden, aangezien van een isolatie toen eigenlijk geen sprake meer was. Dat de troepen het herhaaldelijk opnieuw leggen der kabels over een totale lengte van meer dan 200 KM. nu niet tot hun- aangenaamste bezigheden rekenden, laat zich begrijpen, juist omdat het voorkomen had kunnen worden. Door de ondervinding wijs geworden gaf het D. v. O. te Berlijn einde lijk gehoor aan den drang van de deskundigen, belast met den aanleg der hindernissen en het gebruik van kabels meteenlood- mantel werd toegestaan. De vrees voor kortsluiting werd niet bewaarheid (Kortsluiting had n.l. kunnen optreden, indien de loodmantel beschadigd werd). Deze kabels lieten met het oog op de toelaatbare temperatuur-verhooging een veel grootere belasting toe dan het geval was met de eerst toegepaste kabels. Zij konden in enkele gevallen stroomstooten verdragen van 60 tot 100 A. Dat geschiedde in den loop van 1917. Over het algemeen waren de kabels naar de hindernissen ondergronds aangelegd oorspronkelijk op een diepte van ong. 50 cm in heftig beschoten terreingedeelten, alsmede bij weg- kruisingen ong. 1 M. In den loop van den oorlog bleek echter, dat deze diepte absoluut onvoldoende was. Het kwam n.l. meer malen voor, dat voltreffers van 7.5 a 10 cm. Gn welke in de nabijheid van deze kabels terecht kwamen, de kabels-zelf zwaar beschadigden. De diepte werd daarom later vergroot tot 2.50 tot 3 M., hetgeen tevens de kabels eenigermate beschermde tegen 15 a 20 cm. Gn. In de voorste linies werd vaak gebruik ge maakt van de reeds aanwezige gevechts- en verbindingsloopgra ven. Speciale kabelloopgraven waren kenbaar aan kleine roode paaltjes. Licht- en krachtinstallaties. Op blz. 389 en 390 werd reeds het een en ander medegedeeld betreffende de hoogspanningsinstallaties, n. 1. dat het 3000 V. net uit de 17500 V. leiding werd gevoed met behulp van 14 trans formatorstations. Deze spanning van 3000 V. was natuurlijk nog te hoog en moest voor het gebruik nog lager worden getransfor meerd. Voor laagspannings kracht- en lichtinstallaties was n. 1 draaistroom van 2ü8/,20 V. gekozen. De keuze van deze spanning- werd vnl. beïnvloed door het slechte isoleeringsmateriaal. Een 437

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 29