uitzondering vormden de krachtinstallaties met een capaciteit van meer dan 40 P K. (ong. 30 K. W.) welke een bedrijfsspanning van 500 V. hadden. De voor het omlaag brengen der spanning benoodigde trans formatoren waren met zijleidingen aan het 3000 V. net aangesloten. De inrichting van deze installaties was zoodanig, dat het mogelijk was de spanning in dit laagspanningsnet van 208/,2V. met ca 10 °/o te verhoogen. De transformatoren waren alle voorzien van een overspannings beveiliging. De leidingen bestonden alle uit blanke draden en waren alleen in de transformatorenstations voorzien van zekeringen. De lei dingen waren met behulp van porceleinen isolatoren bevestigd aan houten palen, welke laatste ter plaatste door de troepen zelf moesten worden verkregen. Zij waren niet voorzien van electri- citeitsmeters, zoodat een verrekening der verbruikte energie met de verschillende troepenafdeelingen niet plaats vond. In de gevechtsschakelstations waren als regel éénfase-omvormers opgesteld, welke den stroom van 1500 V. op 230/ll5 transformeer den Deze stroom werd langs (buitgemaakte) gummi-aderleidingen naar de voorste linies gevoerd, teneinde daar benut te worden voor electrische pompen, boormachines, ventilatoren en voor licht. Ruimten, welke noodzakelijk verlicht moesten worden, doch waar heen men om de een of andere reden geen kabel kon leggen, werden verlicht met behulp van draagbare accumulatoren. In den loop van den oorlog werden honderden van zulke accu's in dienst gesteld zij werden in de transformatorenstations weder bijgeladen. In krachtinstallaties werd de electrische energie voor alle denk bare doeleinden benut. In de parken en legerwerkplaatsen werden de verschillende machines uitsluitend met behulp van electromotoren aangedreven. Dit is trouwens niet te verwonderen, indien men bedenkt, dat de groote voordeelen der electrificatie in oorlogstijd minstens ver dubbeld worden. Teneinde te kunnen voldoen aan de talrijke aanvragen om allerlei soorten houtwerk, werden groote machinale houtzagerijen opgericht. Eveneens ontstonden groote steriliseer- inrichtingen voor drinkwater. Om het toch reeds zoo gedunde paardenmateriaal te sparen, werden voor den opvoer van zware lasten, van munitie, pioniergereedschap en levensmiddelen naar op hoogten gelegen stellingen, smalspoor- en kabelbanen aan gelegd. De electrisch gedreven toestellen voldeden over het al gemeen zeer goed, in het bijzonder de electrische handboor machines. De uitdrukking „230/u5" wil zeggen, dat de stroom aan delaagspan- ningsziide op twee punten wordt afgetakt: aan het einde der secundaire winding (230 V.) en precies in het midden (115 V.). Het verschil van 230— 208 22 V. dient om het spanningsverlies te compenseeren. 438

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 30