1. Het is aan onbevoegden ten strengste verboden om gebou
wen of ruimten te betreden, waarin hoogspanningsinstallaties
zijn ondergebracht wegens het daaraan verbonden gevaar.
Ook bij het overbrengen van bevelen mag de overbrenger
het vertrek niet binnentreden.
2. Van elke bediening moet steeds één man op wacht staan.
3. Moet aan de schakeling het een en ander worden veranderd,
dan moeten daarvoor twee man ter beschikking staan
4. Alvorens een verandering wordt uitgevoerd, moet de bediening
er zich eerst goed van hebben overtuigd, dat de stroom is
afgeschakeld.
Hierbij moeten in de 17500 V. installaties alle leidingen on
derling worden kortgesloten en geaard; in de 1500 V. instal
laties is het voldoende de stroomtoevoerendè kabels enkel
af te schakelen.
5. Het is ten strengste verboden om stroomvoerende deelen van
hoogspanningsinstallaties aan te raken. Isolatoren en draad-
beschermingsbuizen mogen slechts worden aangeraakt met
een goed geïsoleerden stok.
'6. Bij storing van den stroomtoevoer, hetgeen steeds door de
meters wordt aangegeven en bovendien merkbaar is aan het
veranderde inwendige geruisch der transformatoren, moet als
volgt worden gehandeld
a bij een storing van langer dan 5 min. wordt dit aan den
betrokken schakelpostcommandant gerapporteerd, z. m. tele
fonisch doch anders door een ordonnans.
De wacht zelf mag zich hiertoe echter niet verwijderen. De
eventueel reeds ingeschakelde uitgaande kabels worden
afgeschakeld;
b indien bij een storing van langen duur het station door
de bediening moet worden verlaten, moeten vooraf alle kabels
worden afgeschakeld en het station goed gesloten worden;
c behalve aan den betrokken commandant moet de storing
ook gerapporteerd worden aan den commandant van
het stroom toevoerende station, teneinde de storing het
snelst te kunnen opheffen.
7. Door den wachthebbende wordt elk uur de stand van de
verschillende meetinstrumenten genoteerd. In het wachtregister
moet eveneens aangeteekend worden
a welke schakelingen tot stand zijn gebracht en wanneer
b de duur van eventueel opgetreden storingen
c welke herstellingen aan de kabels en aan de verschillende
apparaten zijn verricht.
8. Het wachtregister wordt 2 X daags door den dienstdoenden
onderofficier gecontroleerd, waarvan in het register aantee-
kening wordt gehouden.
9. Bevelen voor het uit- of inschakelen der hindernissen kan
alleen de betrokken stationscommandant geven. Alvorens de
443