450
gebruik van weerplichtigen in de daarvoor zich eigenende organisatiën,
en, voor wat de artillerie, m.n. de motor-artillerie, betreft, bovendien
van het feit, dat de organisatie daarvan in overeenstemming is gebracht
met de capaciteit van het wegennet, welke hier te lande het nuttig gebruik
te velde van bedoelde artillerie-soort beheerscht. Daartegenover staat, dat
het personeel der stelling-artillerie een kleine uitbreiding heeft ondergaan.
Er is geen aanleiding om thans over de grondslagen van ons defensie
stelsel in beschouwingen te treden. Alleen kan nu worden verklaard,
dat het noodzakelijk is dat de beschikbare weermacht zoo goed mogelijk
werd toegerust om de taak te vervullen, die op haar rust en in geval
van aanranding van ons grondgebied op haar rusten zal.
En daarom wordt alle aandacht geschonken aan de moderniseering der
weermiddelen, ten bewijze waarvan wordt verwezen naar dat deel der
toelichting bij onl afd. 922, waarin gesproken wordt over de aanschaffing
van luchtdoel-artillerie, en naar de toelichting bij ond. afd. 914, onderdeel
a (uitgaven in Nederland).
(Afd. Vers!.).
Door enkelen werd een vergelijking gemaakt tusschen de uitgaven voor
oorlog en die voor maatregelen in het belang der Inl. welvaart. De ver
gelijking viel zeer ten nadeele van laatstgenoemde uit. Men achtte de
risico-premie die stellig in het behoud van een krachtig machtsmiddel
gelegen is te hoog en drong aan op nog meerdere bezuiniging. De vraag
werd geopperd of b. v. het staandleger (32000) niet kon worden inge
krompen door invoering van inlandsche militie. Hiertegen werd
opgemerkt dat door de invoering van een Inl. militie wederom nieuwe,
zware lasten op de Inl. bevolking zouden worden gelegd. Van andere
zijde werd aangevoerd dat men bij de beoordeeling van de legeruitgaven
de indirecte voordeelen van een krachtig leger toch niet over het hoofd
mag zien. Weer anderen achtten de gesteldheid van het Indisch insulair
territoir van dien aard, dat altijd een vrij groot staand leger noodig zal
zijn. Van een Inl. militie in de Buitengewesten kan h.i. geen sprake zijn
Wel ware het staand leger op Java en Madoera tot geringer proporties
terug te brengen en voor deze eilanden de Inl. militie in te voeren.
(Mem. v. Antw.)
Ten aanzien van de door enkele leden geopperde vraag of het staande
leger niet kan worden ingekrompen door invoering van Inlandsche militie,
moge worden verwezen naar hetgeen de Regeering bij monde van Haren
gemachtigde voor algemeene zaken verklaarde bij de behandeling van de
lVe Afdeeling van de begrooting voor 1924 (hand. Ie gew. zitt. 1923
blz. 816 en 817) en naar hetgeen door den vorigen Legercommandant als
regeeringsgemachtigde is opgemerkt bij de behandeling van de IX Afdee
ling der begrooting voor het dienstjaar 1925 (hand. Ie gew- zitt. 1924
blz. 754).
(Deze verklaringen behelzen in hoofdzaak, dat invoering van Inl. militie
nimmer inkrimping van het staande leger tengevolge zou kunnen hebben
en invoering ervan den Lande dus op hooge kosten zou komen testaan. Red.).
(Afd. Versi
Enkele leden verklaarden aan het op blz. 3 van de Memorie van Toe
lichting genoemde cijfer van 12 millioen voor de kosten van z. g. n. „de
fensie te land" absoluut geen waarde te hechten. Anderzijds vroeg men
om een de'initieve en gespecificeerde opgave, welke uitgaven daaronder
begrepen zijn.
(Mem. v. Antw.)
Tegenover de verklaring van enkele leden, dat zij absoluut geen waarde
hechten aan het bovenvermelde cijfer kan de Regeering slechts de her-