schepen, zoo merkten zij op, nl. 16 onderzeebooten, 2 mijnenleggers, 2 kruisers, 12 jagers en 4 flottieljevaartuigen, zullen binnenkort, met uitzon dering van twee jagers, aanwezig zijn. Tegen deze wijze van handelen teekenden de hier aan het woord zijrde leden ernstig protest aan Zij zagen daarin een ondermijning van het parlementaire stelsel, een onjuist gebruik van de begrotingswetgeving. Hiertegen werd van andere zijde aangevoerd, dat nu de wetgever zich niet voor een langen termijn aan een vlootwet heeft willen binden, er geen staatsrechterlijk bezwaar bestaat, dat de Regeeiing jaarlijks op de begrooting bedragen uittrekt voor vernieuwing en uitbreiding. Het staat den begrotingswetgever vrij daaraan al dan niet zijn goedkeuring te hechten. Enkele leden drongen er op aan om, nu de financiën weer gezond zijn, de aanbouw van de vloot, die volgens marinedeskundigen dringend noodig is, in vlugger tempo te doen geschieden dan in de laatste jaren. Hiertegen verzetten anderen zichzij hadden reeds met leedwezen op gemerkt, dat in het bijzonder van deze afdeeling bijna alle onderafdeelin- gen verhoogd zijn tot een gezamenlijk bedrag van f 4.— milioen, terwijl de verhooging voor andere h. i. veel urgenter maatregelen veel te beschei den was. Weer andere leden verklaarden, dat zij, nu de vlootwet niet in Neder land in behandeling is genomen en het de vraag blijft of binnen afzien- baren tijd een dergelijke wet tot stand zal komen, het geld, besteed aan den bouw van nieuw materieel, als weggeworpen beschouwen, omdat de zekerheid niet bestaat, dat dit materieel zal passen in een geheel, hetwelk wellicht later voor de handhaving onzer souvereine rechten zal noodig geoordeeld worden. Ook echter wanneer zulks toevallig wel het geval zou zijn, is h.i. het nut van de nieuwe schepen als oorlogsmaterieel zeec gering, zoolang zij geen enkel bruikbaar en verdedigbaar steunpunt achter zich hebben. Geld, besteed aan eene weerbaarheid, welke in werkelijkheid niets anders is dan een woord en die voorloopig niet zal uitgroeien tot daadwerkelijke weerbaarheid aldus deze leden wordt op onverant woordelijke wijze weggegooid. Gevraagd werd of en zoo ja, welke uitgaven gedaan zijn ten behoeve van Soerabaja, vooruitloopende op de blijkbaar verwachte aanneming der Vlootwet. In verband met de omstandigheid, dat destijdsde mogelijkheid van samen smelting van de departementen van Oorlog en Marine in afwachting van de totstandkoming van de vlootwet voorloopig buiten verdere beschouwing is gelaten, werd gevraagd of thans niet de tijd aangebroken kan worden geacht om het vraagstuk weder ter hand te nemen (Ie gew. zitting 1924, Ond. 1 - Afd. X st. 8, blz. 2). Verschillende leden zouden de samensmelting een groot voordeel achten met het oog op de daarvan te verwachten bezuiniging en betere samen werking op defensiegebied, met name ook wat betreft de luchtvaart. (Mem. v. Antw.) l. Defensie. De Regeering betreurt evenzeer als verschillende leden, dat, niettegenstaande den spoed, welke in den Volksraad werd betracht bij de behandeling van de vlootwet, deze aangelegenheid nog niet tot afdoe ning is gekomen. De Nederlandsche Regeering schenkt alle aandacht aan de Oost-Aziati sche gebeurtenissen. Deze maken het te meer noodzakelijk om met maat regelen tot instandhouding van de weermacht ter zee niet te wachten op een beslissing omtrent de vlootwet. Daardoor zal tevens bereikt worden, dat in de toekomst voldoende oorlogsschepen gereed zullen zijn om even tueel de belangen der Nederlandsche onderdanen te beschermen, indiende omstandigheden in het verre Oosten dit noodig maken. 455

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 47