456
Het thans in aanbouw zijnde materieel past geheel in het stelsel van de
ontworpen vlootwet, zoodat bij eventueel tot stand komen van die wet,
reeds een gedeelte van de ontworpen vloot gereed zal zijn. De vraag welke
gedragslijn moet worden gevolgd bij verwerping van het wetsontwerp, zal
uiteraard in de eerste plaats door de Regeering in Nederland worden
overwogen.
De meening van sommige leden, dat nieuwbouw, hangende de beslis
sing omtrent de vlootwet, eene ondermijning van het parlementaire stelsel
en een onjuist gebruik van de begrootingswetgeving zou zijn, deelt de
Regeering in geenen deele. Zooals van andere zijde daartegen werd aan
gevoerd, staat het den begrootingswetgever toch vrij al dan niet zijn
goedkeuring aan de daarvoor aangevraagde bedragen 1e hechten.
In verband met de financieele eischen, welke een versnelling van het
tempo van aanbouw zou stellen, meent de Regeering voorshands met het
tegenwoordige tempo van aanbouw genoegen te moeten nemen.
De Regeering geeft toe, naar aanleiding van hetgeen sommige leden
terzake naar voren brachten, dat een bruikbaar en verdedigbaar steunpunt
van belang kan zijn. Van het inrichten van zulk een steunpunt is echter
niet afgezien. In ieder geval kan de Regeering niet inzien, dat de thans
bestede gelden als weggeworpen moeten worden beschouwd.
Ten behoeve van de verdediging van Soerabaja zijn, wat betreft
de versterkingen, de laatste jaren geene uitgaven gedaan, behalve die voor
onderhoud van het bestaande.
De meening dat destijds de mogelijkheid van samensmelting van de
departementen van Oorlog en Marine in afwachting van de totstandkoming
van de vlootwet buiten beschouwing is gelaten (waarbij verwezen werd
naar de le gew. zitting 1924, Ond. 1 - Afd. X: stuk 8, blz. 2) berust op
een misverstand. De Regeering gaf destijds te kennen, dat, zoolang de
marine in haar geheel één Staatsmarine vormt, reeds om die reden eene
samensmelting van de departementen van Marine en Oorlog moeilijkheden
zou opleveren en dat ook zonder een dergelijke samensmelting een goede
samenwerking van zee- en landmacht mogelijk is.
De Regeering had uitsluitend het oo$ op het toevertrouwen van de
verdediging van Indië hoofdzakelijk aan een luchtmacht toen Zij zeide,
dat nadere bespreking van dit onderwerp beter ware uit te stellen tot de
nieuwe vlootplannen aan de orde zouden komen.
Omtrent de samensmelting van de departementen der Marine en van
Oorlog handhaaft de Regeering Haar toentertijd ingenomenstandpunt en
Zij acht geen aanleiding aanwezig om die samensmelting thans tot een
punt van overweging te maken.
(Afd. Versl.)
Gevraagd werd, waartoe de twee flottieljevaartuigen in oorlogstijd moeten
dienen, welke de Minister van Marine in het bijzonder voor locale verde
diging van Soerabaja wilde en daartoe ontworpen had, nu van versterking
en verdediging van Soerabaja als maritiem steunpunt voorloopig toch niets
komt.
Vernomen was, dat de nieuw te bouwen torpedojagers een waterverplaat
sing van 1600 ton en een snelheid van 34 mijl zullen krijgen. Aangezien
deze waterverplaatsing en snelheid belangrijk hooger zijn dan die, welke
verleden jaar voor de jagers, voorgesteld in het ontwerp-vlootwet, werden
noodig geacht, zou gaarne worden vernomén wat de reden is van deze
afwijking van de inzichten van het vorig jaar.
(Mem. v. Antw.)
De beide flottieljevaartuigen zijn, afgescheiden van andere diensten, in
oorlogstijd in het bijzonder bestemd voor basisverdediging. Soerabaja zal
wel degelijk als maritiem steunpunt verdedigd worden, terwijl van het voor
nemen om die plaats als zoodanig te versterken geenszins is afgezien.