de middellijn vormt voor den proefpersoon toch geen vast gegeven signaal, waarop hij moet reageeren, maar vormt juist een probleem dat door nauwkeurig viseeren kan worden opgelost. Er wordt hierbij slechts geregistreerd het tijdverschil tusschen het objec tieve passeeren van den prikkel door de middellijn en de daarop correspondeerende toetsreactie. Hierbij kunnen groote individueele verschillen optreden; dikwijls wordt reeds gereageerd voor het passeeren van den prikkel door de middellijn. Het tijdsverloop van het oogenblik der subjectief waargenomen prikkelpassage tot de aanslag van de toets vormt de zuivere reactietijd. Dit laatste kan met het apparaat van K r o n f e 1 d niet worden bepaald, hetgeen echter voor het geschiktheidsonderzoek geen bezwaar vormt, daar uit de zuivere reactietijden geen individueele verschillen blijken, die voor het beroepsonderzoek van bijzonder practisch belang zijn. Kronfelci verandert dus op bovenomschreven wijze de tijd- waarden in een prestatiewaarde, die dan naar de methode van goede en foute prestaties kan worden gewaardeerd. In de eerste plaats wordt nu bepaald het percentage dei- prestaties, waarbij de reacties met het objectieve passeeren van den prikkel door de middellijn samenvallen. Dit is dus het aantal juiste treffers, een maatstaf voor de nauw keurigheid van de prestatie. Daartegenover staan de procenten van de te vroege reacties, die eveneens een gelijke psychologische basis hebben, en dus een eenvormigen maatstaf vormen van een nieuwe deelpiestatie. Verder worden dan nog de percentages berekend van die reac ties, welke n a het passeeren van de middellijn geschieden. Psychologisch zeggen deze echter door hun groote verscheiden heid zeer weinig en zijn dan ook nauwelijks te waardeeren. Van meer belang echter zijn de gevallen van bijna juiste reactie, d. z. reacties, welke weliswaar niet gelijktijdig optreden met het passeeren van de middellijn, maar vlak ervoor of erachter liggen. De waardeering hiervan is onvermijdelijk meer of minder wille keurig; een ervaringsgemiddelde zal op den duur als maatstaf moeten worden aangenomen. K r o n f e 1 d noemt als voldoende bruikbare ervaringsgrenzen twee Jaqueteenheden (2 X 1|5 secon de) voor en zes na het objectieve passeeren van de middellijn. Alle richttijden kleiner dan plus zes en kleiner dan min twee Jaqueteenheden werden bij zijn experimenten dus onder de groep „bijna juiste deelprestaties" samengevat. Hun verhouding in procenten tot de totaalreactie wordt speci aal bepaald. Tegenover de juiste en bijna juiste prestaties stelt men de bij zondere onnauwkeurige prestaties. Hierbij moeten uit psychologisch oogpunt weer twee groepen worden onderscheiden, n 1. die prestaties welke bijzonder lang 494

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 16