roeiers bemand en niet overbelast zijn, hebben de ongelukken meestal onder de volgende omstandigheden plaats: Bij de vaart stroomopwaarts: Gedurende het oversteken in snelstroomende gedeelten en in kihamgolven en verder het meest bij kleine oeverkihams. Bij de vaart stroomafwaarts: Door het vol water slaan van de prauwen in z. g. branding- golven, door het van achteren vol water loopen van de prauwen bij het afvaren der kihams en verder door het in aanraking komen met steenen, hetgeen bij de vaart stroomafwaarts wiskunstig zeker omslaan van de prauw en verlies van alle goederen beteekent. Factoren welke invloed hebben op de ongelukken zijn: Onbekendheid van den transportcommandant met de gevaarlijke punten in de rivier en het daardoor te veel overgeleverd zijn aan de roeiers, die er in den regel weinig voor gevoelen om de goe deren uit te laden en het er liever maar op wagen. Het streven om het oponthoud, dat het uitstappen vooral bij de vaart stroomafwaarts veroorzaakt, te vermijden en anderdeels luiheid om uit te stappen, een verschijnsel, dat zich gedurende de prauwvaart zelfs bij de werkzaamste naturen openbaart. Verder het willen toonen, dat men niet bang is of „wel durft"'. Daardoor vervallen sommigen in bedenkelijke waaghalzerij, het geen zich gewoonlijk wreekt op de minder soliede of zwaarder beladen prauwen, welke dat voorbeeld volgen. Er schuilt daarom een gevaar in, dat de commandant dikwijls een belangrijk solieder en minder zwaar beladen prauw heeft en dit gevaar wordt grooter, naarmate het verantwoordelijkheidsge voel van dien commandant minder is ontwikkeld. Het volgende dient daarom te worden in acht genomen: 1. Met het commando over een rivierpatrouille of transport op strocmversnellingrivieren bij voorkeur geen nieuweling be lasten. 2. Voor de afvaart een grondige inspectie houden over de prauwen. 3. Nagaan of de prauwen in verband met haar grootte voldoende bemand zijn en de roeikrachten behoorlijk verdeeld. 4. Nagaan of de prauwen niet te zwaar zijn beladen. 5. Er wordt gevaren van 's morgens 6,30 tot 11 uur met een kleine rust van ongeveer 10 minuten om een bad te nemen en wat te rooken. Van 12 tot 4 uur wordt door gevaren, eveneens behoudens een kleine rust van 10 minuten. Kiham, giham of rihamstroomversnelling. 498

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 20