nen de menschen die niet verdrinken, niet wegkomen, want
de stroomversnellingen worden niet zoo druk bevaren.
Gebeurt met een van de twee prauwen een ongeluk, dan
kan de overschietende prauw gewoonlijk de menschen van
de verongelukte prauw niet opnemen, omdat zij daardoor
zelf te zwaar beladen zou worden.
Verongelukt er echter een van de drie prauwen, dan kunnen
de andere twee prauwen de menschen van de verongelukte
prauw allicht opnemen,
ad 12. Dit punt kan alleen opgevolgd worden, wanneer de prauwen
varen zooals ik aangaf,
ad 13. Het met meerdere prauwen vlak achter elkaar een stroom
versnelling afvaren is zeer gevaarlijk, omdat stoppen in die
vaart onmogelijk is. Wat er ook gebeurt met de andere
prauwen, de achter komende kunnen niet anders dan door
varen en daardoor overvaren zij bij geringen ouderlingen
afstand soms andere prauwen,
ad' 14. Het is noodig dat de prauwen elkaar na het passeeren' van
groote stroomversnellingen inwachten; dat stemt den men
schen tot kalmte. Verder voorkomt dit het jakkeren. De
vaart naar beneden gaat toch al snel genoeg,
ad 15. Dit staat in nauw verband met het voorgaande. De prauwen
moeten altijd gezichtsverband onderhouden,
ad 16. Dit komt natuurlijk vanzelf niet voor, wanneer in behoor
lijk verband wordt gevaren,
ad 17. Het uitladen der goederen in of tusschen de stroomver
snellingen is noodig, omdat 's nachts soms plotseling ban
djirs opkomen, waarop men niet gerekend had. Het wacht
houden bij de prauwen staat hiermede in verband; men
voorkomt* daarmede, dat 's morgens een of meer prauwen
zouden zijn afgedreven,
ad 18. Dit punt moge overbodig schijnen, maar toch is het goed
dit uitdrukkelijk te verbieden, omdat men niet weet waar
toe iemand in de rimboe soms komt.
ad 19. In de laaglandrivieren kan het varen's nachts gerust worden
toegestaan omdat het geen gevaar met zich brengt; het is
daarbij aangenamer dan overdag varen,
ad 20. Zulks is zeer aan te bevelen om allerlei redenen, welke in
de eerste plaats verband houden met de rust in het bivak
en hier niet nader behoeven te worden uiteengezet.
Het is uit den aard der zaak niet mogelijk in alle gevallen te
voorzien en dat is ook niet noodig. Hoofdzaak is, dat dé
menschen worden doordrongen van het denkbeeld, dat zij verant
woordelijk zijn voor het leven van anderen. En dit is zeer goed te
bereiken. Vooral ook moet de commandant van het geheel fyef
vertrouwen hebben van zijn ondercommandanten opdat cïezen niets
voor hem geheim houden. Waar zulk een band bestaat, is ook
502