hare regeling nu eenmaal bij de wet is opgedragen aan de Kroon,
zij niet kunnen behooren tot de daar bedoelde „andere onder
werpen".
De ordonnantiewetgever is, in het stelsel der wet, thans dus
ten eenenmale onbevoegd in defensieaangelegenheden. De voor-r
schriften ter uitvoering, bedoeld in het-nieuwe-2e lid van art. 54,
zouden dus bij regeeringsverordening moeten worden
gegeven, hetgeen (zie art. 45 van de wet op de St. Inr. 1)) ook
geheel strookt met het karakter, dat de wet aan die verordeningen
toekent. Dat nochtans het 2e lid van art. 54 ook de ordonnantie
noemt, meenen wij te moeten toeschrijven aan de haast waarmede
het ontwerp is behandeld en de weinige aandacht, welke aan de
wetstechniek is geschonken, ook bij de behandeling in de Kamers,
wier beschouwingen in hoofdzaak van politieken aard waren.
Wij hebben er intusschen in te berusten, dat art. 54 is geredi
geerd en aangenomen zooals het thans voor ons ligt en kunnen
slechts .hopend-dat. bij de toepassing van zijn 2e lid steeds zal
worden bepaald, dat bij. regeeringsverordening de
noodige voorschriften tot uitvoering van regelingen betreffende de
defensie moeten worden gegeven, al is hieraan dan ook een
bezwaar verbonden, waarop wij later gelegenheid zullen hebben te
wijzen.
Het aannemen van het op art. 54 ingediende amendement had
logisch ten gevolge, dat eenige andere artikelen van het ontwerp
wijziging moesten ondergaan, zoo art. 113, het dienstplichtartikel,
waarin, in tegenstelling met den tekst van het R. R., welke aangaf,
dat de regeling van deze aangelegenheid bij algemeene verordening
geschiedt, was bepaald, dat de ordonnantie daarvoor in de plaats
zou treden, behoudens de bevoegdheid, aan den Koning voorbe
houden bij art. 54, onder In stede hiervan leest men in de wet,
zooals deze thans definitief luidt, dat de ingezetenen Verplicht
zijn tot „een en ander op den met inachtneming
van art. 54 te bepalen voet". Ook art. 19m, waarover nader, had
een overeenkomstige wijziging te ondergaan. Doch aan artiké!
42 raakte men niet. De regeling van de positie van den Indischen
officier heeft derhalve, volgens de blijkens den tekst van de wet
geldende opvatting, niets met de defensie uitstaande.,
Vatten wij samen, in hoeverre onder de nieuwe wet, in g#»
w one o m s t a n d i g li e d e n, in de regeling van defensieaan
gelegenheden anders zal worden voorzien dan onder het R. R., dan
valt te zeggen, dat art. 42 daargelaten alle primaire regelin
gen, evenals thans practisch liet geval is, bij algemeenen maatregel,
dan wel bij de wet, zullen worden getroffen (men denke aan liét
dienstplichtbesluit, liet reservebesluit, de vlootwet). Het verschil
treedt eerst in bij de nadere regelingen, de uitvoeringsvoorschrifteny
Zie noot vorige bladzijde.
506