de Volksraad nimmer is gekend en die door de Staten-Generaal is aanvaard, zonder dat zij ook maar in het minst werd gemoti veerd. Want, wij zagen het reeds, het aangevoerde motief was er geen. Doch alweer, wij hebben ons slechts af te vragen, wat met het art. 19m, zooals het in de wet, zooals die is aangenomen, luidt, zal zijn te bereiken. En dan zijn er twee mogelijkheden onder de oogen te zien. De eerste is, dat bij algemeenen maatregel van bestuur eenige grondbeginselen worden vastgelegd, welke voor den staat van oorlog en den staat van beleg zullen gelden en dat de uitwerking daarvan wordt overgelaten aan den Gouvemeur- Generaal, bij regeeringsverordening. Het groote voordeel, hieraan verbonden, is, dat in de kritieke omstandigheden, waarin de rege ling toepassing zal vinden, deze regeeringsverordening ter plaatse en naar behoefte zal kunnen worden aangevuld en gewijzigd, zonder dat het noodig is, Nederland daarin te kennen. Doch, en dit is een nadeel, deze aanpassing van de onderwerpelijke veror dening aan de omstandigheden zal slechts betrekkelijk onderge schikte zaken kunnen betreffen, aangezien de algemeene maat regel van bestuur toch, ingevolge lid 2 van art. 19m, de zaken waarom het gaat zal hebben te regelen, en niet in zoo algemeene termen zal mogen worden gesteld, dat, langs een omweg, aan den Gouverneur-Generaal toch weer dictatoriale bevoegdheid zou worden verleend. Voorts is er dit bezwaar, dat, blijkens art. 45 St Inr., bij ordonnantie wordt vastgesteld, binnen welke grenzen bij regeeringsverordening straffen op overtredingen mogen worden gesteld. Deze grenzen zullen naar alle waarschijnlijkheid te nauw zijn, dan dat daarmede zou kunnen worden volstaan bij het vaststellen van de sanctie op vergrijpen van zoo ernstigen aard als kunnen voorkomen onder den staat van oorlog en staat van beleg. De tweede mogelijkheid is, dat de materie in haar vollen omvang bij algemeenen maatregel van bestuur wordt geregeld. Hiertegen is aan te voeren, dat zulk een maatregel, die wordt vastgesteld voor omstandigheden van zeer bijzonderen aard, welke zich wel licht eerst in een verwijderde toekomst zullen voordoen, moeilijk volkomen aan de eischen van het oogenblik zal kunnen voldoen, en wijziging of aanvulling zal behoeven op een tijdstip, waarop overleg met Nederland bezwaarlijk, zoo niet onmogelijk is. Nu komt het ons voor, dat er theoretisch wel een uitweg is in deze impasse. Immers artikel 56 opent de mogelijkheid om in dringende omstandigheden bij ordonnantie (zij het dan ook onder nadere bekrachtiging) een algemeenen maatregel van bestuur te wijzigen, dus ook dien betreffende de regeling van den staat van oorlog en staat van beleg. Het geval zou zich nu kunnen voordoen, dat de Volksraad zich tegen de voorgestelde wijziging kant. Zou dit worden voorzien, of zou het geval intreden, dan zou de Gou- 511

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 33