wanneer de toekomstige algemeene maatregel van bestuur, welke den rechtstoestand onder deze buitengewone omstandigheden zal regelen, de censuur reeds onder den staat van oorlog mogelijk zou maken. Doch zelfs dit kan niet voldoende worden geacht. Immers reeds geruimen tijd, voordat de toestand zoo ernstig zal zijn geworden, dat tot verklaring in staat van oorlog of van beleg moet worden overgegaan, ja j u i s t i n dien voorafgaanden tijd, zal controle op correspondentie dringend geboden kunnen zijn. En het gaat niet aan, den staat van oorlog of van beleg te verklaren, met alle ver strekkende consequenties, daaraan verbonden, alleen om art. 87 St. Inr. (gelijkluidend met art. 87 R. R.) te kunnen uitschakelen. Of de censuur zal te laat, óf de staat van oorlog of die van beleg te vroeg zijn intrede doen. De herziening van het R. R. heeft hier geen raad weten te schaffen. Wellicht ook is dit punt niet onder de oogen gezien. Hoe dit ook zij, het valt te betreuren, dat de wet op de St. Inr. ons ten aanzien van de censuur voor dezelfde moeilijkheid plaatst als het R. R. deed. V. Het zal, na het voorafgaande, duidelijk zijn dat wij van de wet op de St. Inr., voor wat aangaat de artikelen, welke in direct of indirect verband staan met de defensie, met zeer gemengde gevoelens hebben kennis genomen. In den oorspronkelijken vorm was zij consequent, o. i. verkeerd consequent, op het stuk van de toekenning van regelgevende bevoegdheid in defensiezaken aan den ordonnantiewetgever; en inconsequent op het stuk van de buitengewone bevoegdheden van den G.-G. (artt. 19m en 56). Thans is zij o. i. inconsequent op het eerstgenoemde punt, en wanneer men althans de mogelijkheid van het binnenhalen langs een omweg van de dictatoriale macht van den Landvoogd met behulp van artt. 56 en 53a uitschakeltconsequent, doch dan o. i. verkeerd consequent, op het laatstgenoemde punt. Ten slotte moet ons de opmerking van het hart, dat een weinig meer belangstelling van de zijde van de vertegenwoordigende lichamen bij d^. openbare behandeling van de onderwerpen, welke in dit opstel een punt van bespreking uitmaakten, niet geheel misplaatst zou zijn geweest. Het is toch moeilijk te ontkennen, dat althans eenige beteekenis er niet aan kan worden ontzegd. 513

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 35