531 Een van de groote moeilijkheden is b.v. het munitievraagstuk. Onze mitrailleuis verschieten dezelfde munitie als de infanlerie en deinvrering van een andere munitiesoort alléén voor de mitrailleurs heeft ongetwijfeld een zeer bedenkelijken kant. Intusschen zal de heer Van Lonkhuyzen wel willen gelooven, dat het Legerbestuur volledig op de hoogte is van den stand van het door hem ter sprake gebrachte vraagstuk. Ook heeft de geachte spreker het gehad over de formatie der genietroe pen. Uitbreiding van dit deel van het leger met beroepsmilitaren moet, om der kosten wille, uitgesloten worden geacht Qewenschte vermeerdering van genietroepen zal dus alleen kunnen worden verkregen door gebruik te maken van weerplichtigen en daartoe is het jaarlijks beschikbare con tingent, in verband met andere meer klemmende behoeften, vooralsnog niet groot genoeg. Naar aanleiding van hetgeen door den geachten spreker is opgemerkt ten aanzien van de Militaire School te Mr. Cornelis kan worden mede gedeeld, dat de beide jongste jaren van die inrichting hun verdere oplei ding zuilen ontvangen aan de K. W. 111-school. Thans is nog een genie kapitein boven de formatie bij die inrich ing werkzaam, doch gerekend van 1 juli jl., zijn twee burgerleeraren van hun tewerkstelling ontheven. In verband hiermede is de opgebrachte post van f 19.000 niet meer ten volle noodig- Die post kan voorloopig zonder bezwaar worden teruggebracht tot f 11.000. terwijl een nadere verlaging niet is uitgesloten. Op de vaag van den heer Van Lonkhuyzen, wat eigenlijk de bedoeling is met de Militaire School, kan de Regeering nog geen positief antwoord gevtn. In verband met het feit, dat in 1928 de Hoofdcursus in Nederland zal worden opgeheven, staat het vast, dat de Militaire School te Meester Cornelis in haar huidigen voim niet zal kunnen blijven voortbestaan. Of die inrichting geheel zal worden opgeheven dan wel op andere leest zal worden geschoeid, valt nog niet met zekerheid te zeggen. En thans, Mijnheer de Voorzitter, kom ik aan den heer Van der Weyden. De geachte spieker heeft het in de eerste plaats gehad over de defen sie. De Regeering meent Haar zienswijze 'en deze, omschreven in de Memorie van Antwoord, waarin Zij vermeldde geen aanleiding te hebben om thans over de grondslagen van ons defensie-stelsel in beschouwing te treden, onverkort te moeten handhaven. Ik zal dan ook niet ingaan op hetgeen door den heer Van der Wtyden omtient de defensie in het midden werd gebracht. De Regeering moet op dit oogenblik Zich er toe te bepalen te zeggen dat Zij datgene doet ten behoeve van de uitrusting der weermacht, wat in elk defensiestelsel past, binnen de grenzen van ons financieel kunnen. De omstandigheid, dat de Regeering het tijdstip niet aangewezen acht om in beschouwingen te treden omtrent de grondslagen van de defensie ter zee, kan dan ook naar Haar oordeel geen redelijken grond vo.men voor een voorstelling van zaken alzof Zij de defensie-belangen zou verwaar- loozen. Met betekking tot de legersamenstelling heeft de heer Van der Weyden eenige opmerkingen gemaakt betreffende de nieuw op te richten 6 mare chaussee-compagnieën. Ten aanzien van de taak, welke deze compagnieën bij mobilisatie zullen hebben te vervullen, vermeldt de Memorie van Ant woord, dat zij in de eerste plaats zullen dienen ter voorziening in de alsdan te verwachten behoefte aan militaire politie en dat de Regeering, uit hoofde van defensiebelang, zich moet onthouden van inlichtingen om trent eventueel ander gebruik van de hier bedoelde troepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 53