544 den Krijgsraad hebben te verschijnen. Hij betoogt, dat, afgescheiden van de militaire positie van den veroordeelde, de krijgsraad zelf volgens de wet te oordeelen heeft omtrent het vermogen of onvermogen van den be trokkene om de kosten van het geding die den Krijgsraad dan bekend zijn te betalen; hij toont de onzuiverheid aan van het standpunt, dat de officier te dien aanzien steeds als vermogend zou moeten worden aan gemerkt, de militair beneden dien rang als onvermogend. Zulk een alge- meenen regel te stellen is daarom ook minder logisch, omdat de kosten van zeer toevallige omstandigheden afhankelijk zijn en hooge kosten even ondraaglijk kunnen blijken voor een officier als geringe kosten voor een mindere gemakkelijk te dragen kunnen zijn. De Krijgsraad neme ten deze het zelfstandige standpunt in, waartoe de wet hem de bevoegdheid geeft, en wel bij ait. 180 en 220 R. L. De le luit. der mil. adm. Korteman schrijft over eiwitvoeding, terwijl kapitein Brest van Kempen in een volgend artikel met F. T. tot overeen stemming komt omtrent de beteekenis van het „secouer le joug des pa- rallèles" in Napoleons correspondentie. In een met geteekend stukje wordt protest aangeteekend tegen het onverantwoordelijk lichtzinnig geschrijf van den A-correspondent van het Soer. Handelsbl. over beweerden achteruitgang, nog wel onrustbaren den achteruitgang, van het gehalte van aanvoerders en troep op de bui tenbezittingen. Die correspondent ontziet zich niet, ai spreek! hij ook wel van gebrek aan ideëele waardeering als oorzaak van het door hem ge constateerde verschijnsel, zich hoofdzakelijk te werpen op het gebrek aan materieele waardeering, dat volgens hem schromelijke gevolgen zou hebben. Het ontgaat hem blijkbaar, dat hij zelf op deze wijze een ont stellend gebrek aan ideëele waardeering voor den officier toont. Vermelden wij ten slotte nog het in zijn soberheid ontroerende verhaal van de wederwaardigheden van de colonne Nutters, die de ouderen onder ons zullen het zich herinneren verdwaalde in de Atjehsche rimboe en lan ger dan een maand nagenoeg zonder vivres had rond te zwerven, voor zij werd ontdekt door de ter opsporing uitgezonden patrouilles. Juli-nummer. A. Merkelbach geeft eenige kantteekeningen op het verhaal van de patrouille Nutters, opgenomen in het vorige nummer. Wij vestigen voorts de aandacht op hetgeen door C. wordt geschreven over het voeren van menage door officierenbehartigenswaardige wen ken worden gegeven, om te bereiken, dat de kosten van de gezamenlijk gevoerde menages blijven binnen de perken, gesteld door de toegekende vergoedingen (daggelden). Of de menagemeester hierin altijd zal slagen, al is hij nog zoo uitgeslapen en ook overigens geschikt voor zijn werk, wagen wij te betwijfelen. Hij streve echter steeds ernstig inde aangegeven richting, om er zoodoende toe mede te werken, dat het gezamenlijk me- nagevoeren, hetwelk uit een kameraadschappelijk oogpunt zoozeer toe juiching verdient, meer en meer ingang vinde ook bij hen, die, om welke redenen dan ook, zich er tot nu toe afkeerig van toonden. Verder treffen wij een voor verlofgangers lezenswaardig, uit het Soer. Handelsblad overgenomen artikel aan over de kosten van het wonen en leven in Nederland. Ten slotte, na het Volksraadoverzicht (openbare behandeling van de oorlogsbegrooting) de gewone rubrieken. M.B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 68