nier dikwijls een levensbelang vormt. Hoewel een distributieve
opmerkzaamheid wordt verlangd, moet daarmee natuurlijk toch
een scherp concentratievermogen verbonden zijn, m. a. w. de op
merkzaamheid moet niet gemakkelijk zijn af te leiden, door
storende invloeden, die op oneconomische en dus gevaarlijke wijze
de opmerkzaamheid belasten en de belangrijke opmerkzaamheids
handelingen in meer of minder sterke mate verdringen. In verband
hiermede is van belang
d. Het abstractievermogen,
d.i. het snel afzonderen van het bepalend element uit een gebeuren,
dat dan duidelijk geïsoleerd bewust wordt.
Uit een veelheid van indrukken, die zich bij de landing b. v.
aan den vliegenier opdringen, moet hij dadelijk de bepalende weten
te onderkennen.
Van groot belang is dan verder nog het vermogen tot
e. Het schatten van afstanden en snelheden
in hun onderling verband. Er is daarbij sprake van het op het
gevoel constateeren van de eigen snelheid en de vermindering of
toename daarvan. Een van de grondvereischten voor het vliegen
is, dat de machine in verhouding tot de omringende lucht vol
doende snelheid heeft, om de werking van de zwaartekracht te
overwinnen. Om te landen moet de vliegenier de in glijvlucht ver
kregen snelheid zoodanig minderen, dat een zacht neerkomen op
den grond mogelijk is. Dit geschiedt door het z. g. n. „afvangen"
der machine, d. w. z. dat zij in de glijvlucht weer wordt opgericht
en nu langzamerhand haar snelheid inboet.
Op het oogenblik, dat de machine zooveel aan vaart verloren
heeft dat zij „zakt", d.i. door de werking der zwaartekracht op
den grond komt, moet zij juist, door den wil van den bestuurder,
met de wielen den grond raken. De bestuurder moet dus op het
juiste moment afvangen; doet hij dit te vroeg, dan verliest hij reeds
te veel aan snelheid voor hij den grond bereikt en „valt door";
doet hij het te laat, dan rent hij met volle snelheid in den grond,
twee omstandigheden, die vliegtuig en meermalen ook den be-
stuuruer niet ten goede komen.
Het schatten van afstanden en snelheden kan feitelijk worden
ontleed in drie factoren, n.I.
E De juiste schatting van den afstand, waarbij moet worden
gelet op den afstand ten opzichte van het doel van de landing
en de loodrechte afstand ten opzichte van den grond.
Het gaat hierbij niet zoozeer om het schatten van den
afstand in lengtemaat, dan wel om de juiste beoordeeling van
den werkelijken afstand op grond van den perspectieven
indiuk.
2. De bepaling van het juiste tijdstip voor het „afvangen".
484