de kans het grootst, dat onder alle omstandigheden in den geest
van den commandant wordt gehandeld.
Het spreekt van zelf, dat de detachementscommandant en an li
re officieren zich niet boven de wet mogen stellen, maar zich 'n-
tegendeel stipt aan de gestelde regels moeten houden. Door dit
te doen, steunen zij transport- en patrouillecommandanten zeer,
terwijl zij dezen het werk ernstig bemoeilijken, wanneer zij van de
regels afwijken.
3. EENIGE GEVOLGEN VAN DE INVOERING VAN DE WET
OP DE STAATSINRICHTING VAN NEDERLANDSCH-INDIE,
door M. BOERSTRA.
(Slot), i)
111. Onder II spraken wij onze bevreemding uit over het feit,
dat kwesties van benoeming, bevordering en' ontslag van officie
ren, alsmede de vaststelling van hunne ,,gagementen" en pensioenen
in de wet op de St. Inr. worden behandeld als een inwendige
aangelegenheid van Nederlandsch-Indië. Wel heeft de Minister bij
de behandeling van het wetsontwerp in het artikel, dat vastlegt,
welk terrein door ordonnanties zal worden bestreken en waarin
aanvankelijk werd gesproken van „onderwerpen, uitsluitend de in
wendige aangelegenheden van Nederlandsch-Indië betreffend"
(art. 46) het woord „uitsluitend" laten vervallen, doch alleen met
het oog hierop, dat sommige der bij ordonnantie te treffen
regelingen bij uitzondering ook buiten Nederlandsch-Indië zullen
kunnen werken. In het bijzonder werd gewezen op de pensioens
reglementen, o. a. die voor officieren. Dit neemt niet weg, dat naaf
's Ministers oordeel deze aangelegenheid naar haren aard een
inwendige is.
Onze bevreemding stijgt tot verbazing, wanneer wij kennis nemén
van den oorspronkelijken tekst van art. 54, welke luidde:
„1. Onverminderd de gevallen, voorzien in de arttvan
„deze wet, of bij eenige andere wet, kan b ij algemeeii en
„m aatregel van bestuur worden geregeld al
„hetgeen betreft:
„a. de met vreemde mogendheden gesloten verdragen en andere
„overeenkomsten en de uit het volkenrecht voortvloeiende
„rechten en verplichtingen in het algemeen;
„b. de verdediging van het grondgebied van Nederlandsch-Indië."
Deze redactie houdt in, dat ook de ordonnantiewetgever in
defensiekwesties bevoegd zou zijn. Dat dit werkelijk niet buiten
de bedoeling lag, blijkt, wanneer wij kennis nemen van hetgeen
de Minister antwoordde op een vraag om een duidelijke definitie
503
n Zie I. M. T. 1925 No. 7.