teil worden opgesteld. Zeer ongunstig is het geval, wanneer
het terrein van het zoeklicht naar het doel daalt. Voor zoeklichten
tegen luchtdoelen is dalend terrein juist aan te bevelen met het
oog op het strooilicht (2e bundel), dat elk zoeklicht uitstraalt.
De opstelling moet zoo worden uitgezocht, dat dicht bij het
zoeklicht zich geen terreinverheffingen a. a. (boomen, gebouwen)
bevinden en dat het zoeklicht van hooge terreinpunten is verwij
derd op een afstand, die 6 9 maal de hoogte van die punten
bedraagt.
Goede wegen in de nabijheid van de opstelling, die een snelle
stellingverandering mogelijk maken, zijn zeer aan te bevelen.
Zoeklichten, die langen tijd in dezelfde stelling blijven, verraden
licht de opstelling der eigen partij.
„Also soil jede Scheinwerferstellung beweglich sein. Alle 3 bis
4 Tage ist die Stellung um mehrere K. M. zu verschieben, damit
der Gegner ein stets anderes Bild von Lichtpunkten habe und das
zu schützende Ziel schwer finde. Verschieben um wenige 100 M.
ist zwecklos".
Stellingveranderingen moeten z. m. overdag plaats hebben, daar
zij geruimen tijd het schijnen onderbreken. Ook bij dag moeten de
.zoeklichten tegen vijandelijke waarneming (door maskes) gedekt
blijven.
Plaats van den waarnemer.
De waarnemer stelt zich voor en opzij van het zoeklicht op.
Waarnemersopstellingen voor zoeklichten tegen luchtdoelen moe
ten tevens de mogelijkheid van goed en gemakkelijk kunnen
hooren in zich siuiten.
Het schijnen.
Zoeklichten in werking vergemakkelijken het inschieten der vij
andelijke artillerie en geven tevens aan vijandelijke luchtstrijd
krachten waardevolle richtpunten voor het vliegen.
„Also üürfen Scheinwerfer leuchten nur,
w e n n s i e e i n e, f ti r den Kampf dringende, Auf-
gabe erf ii llen sollen und wenn die Ziele im
Leuchtkreis liege n".
Schijnen op grooter afstand dan 5 K. M. is slechts in zeer bij
zondere gevallen toegestaan. Een onafgebroken belichting moet
worden veroordeeld, omdat hierdoor de verkenning, het zoeken
van gezichtsdekking en het inschieten aan den vijand worden ver
gemakkelijkt. Deze wijze van schijnen mag dientengevolge slechts
in bijzondere gevallen (bij een zeer duidelijk onderkenden aanval
of bij een terugtocht van den vijand) worden toegepast. Ook voor
het belichten van défilé's, bruggen, haveningangen, enz. mag deze
methode worden gebruikt. Hooge randen (boschjes, heggen, enz.)
Zie voor e.e.a. het meergenoemde artikel van den kapt. Graaft.
558