een toekomstigen oorlog nog zoeklichten (hier speciaal bedoeld voor afstandsbelichting) zullen worden gebezigd. Het Duitsche Ausb. Vorschrift zegt op blz. 38: „ih r Verwenden im Gefecht erfordert besondere Umsicht, Vor- sicht und Gewandthei t", al moet aangeteekend worden, dat deze zinsnede onmiddellijk gevolgd wordt door: „Die Ge- fahr, die eigenen Truppen zu beleuchten und sie so zu verraten, ist bei richtigem Bedienen durch taktisch und technisch gut ausge- bildete Mannschaft sehr gering". Waarneming. Wij zijn hier toegekomen aan het cardinale punt. Niet alleen goed geoefend en voor haar taak berekend zoeklicht-personeel, maar ook goede waarnemers en een uitstekende verbin ding tusschen waarnemer en zoeklicht zijn beslist noodzakelijk. Het voorschrift zegt hieromtrent o. a. het vol gende: „Gewandte Beobachter sind sehr wichtig. Sie müssen für ihre Aufgabe gut vorgebildet sein. Von geschiktem Beobachten hangt das rechtzeitige Aufsuchen, Feststellen, Festhalten, das wirksame Verfolgen eines Zieles und seine sichere Bekampfung ab. Richtiges Ausnutzen und Werten des Scheinwerferlichts erfor dert fortgesetztes Ueben und Gewöhnen des Auges an Gegensatz- wirkung von heil und dunkel. Daher sind gewandte und geübte Beobachter mit schneller Auf- fassungsgabe, Entschluszfahigkeit, gutem Seh- und Hörvermögen von gröszter Bedeutung. Grundsatzlich sind als Beobachter alle Mannschaften auszuscheiden, die auch nur geringe Augen- und Hörfehler haben und die das Wirken der einzelnen Beobachtungs- mittel trotz haufigen Handhabens und mehrfachen Erklarens nicht verstehen". Ik haal dit in extenso aan, omdat er m. i. niet genoeg den na druk op gelegd kan worden, dat een doelmatig gebruik van zoek lichten in een oorlog in de allereerste plaats af hangt van een goede waarneming. Men kan nog wel disputeeren over de vragen: hoe gebruik ik de zoeklichten het best? wat voor type zoeklichten moet ik aanwenden? doe ik beter ze in het geheel niet te bezigen?, het blijft een onaanvecht bare stelling, dat waar of wanneer men zoeklichten gebruikt, de waarneming in goede handen moet zijn. Het is daarom misschien ook niet overbodig, uit het artikel van den kapt. Graaff (I. M. T 1922 No. 10, blz. 34) het volgende te citeeren: „Verder moeten bij de Divisie een voldoend aantal officieren aanwezig zijn, die als hoofdwaarnemer kunnen optreden. Dit laatste is het cardinale punt, waarvan het nut, van zoeklichten te verwachten, ten eenenmale afhangt. Zijn deze officieren er niet, 562

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 18