berg dan de zoeklichten gerust op, want ze zullen meer na- dan voordeelen geven". Ik voeg hier nog aan toe, dat dit waarnemen niet maar zoo één, twee, drie aan te leeren is, doch dat er zeer veel oefening in aller lei terrein en onder verschillende omstandigheden voor wordt vereischt. Men kan waarnemen met het bloote oog, met het oor en met waarnemingsinstrumenten. In hooge mate is de waarneming af hankelijk van den atmosferischen toestand. De ervaring heeft even wel geleerd, dat ook onder ongunstige omstandigheden goede waarnemers met het bloote oog resultaten bereiken. Het gehoor kan de gezichtswaarneming (vooral tegen luchtdoelen) aanvul len. Het ntenschelijke oor bezit n. 1. de eigenschap de richting, waar een geluid vandaan komt, te kunnen bepalen met een onnauw keurigheid van max. 6 graden. Als waarnemingsinstrumenten worden gebezigd lichtsterke nachtkijkers, terwijl speciaal voor het opsporen van luchtdoelen luisterapparaten gewichtige diensten kunnen bewijzen. Bij het waarnemen door kijkers verdient het aanbeveling eeii oogscherm te gebruiken, teneinde te beletten, dat de waarnemer door ander licht wordt gehinderd. De waarnemer kieze daarom ook zijn stel ling zoodanig, dat hij geen last heeft van diffuus licht van het eigen zoeklicht. Ook om die reden is dus een opstellingsplaats dicht bij het zoeklicht te veroordeelen. In het algemeen is een opstelling van 30 50 M. voorwaarts en opzij van het zoeklicht het best. „Eine Beobachtung aus gröszerer Entfernung als etwa 50 bis 100 M. vom Scheinwerfer entfernt, kann wohl in gewissen Lagen des Zieles zum Scheinwerfer gunstigere Ergebnisse mit sich brin- gen, ist aber wegen des Zeitverlustes beim Uebertragen des Kom- mandos zum Lenken des Scheinwerferkegels unzweckmaszig" zegt het Duitsche voorschrift. Een goede verhoogde opstelling voor het zoeklicht is van groot belang voor een be hoor 1 ij k e waarneming. Het overbrengen van de commando's op de zoeklichten kan geschieden middels toeroepen, door gebruik te maken van een spreekbuis of met behulp van telefonen. Merkwaardig is het, dat het Duitsche voorschrift het gebruik van telefonen in het algemeen veroordeelt. ,,Ein iibermitteln der Beobachtung durch Fernsprecher ist unzuverlassig, es kommt meist zu spat". Dit bezwaar vervalt m. i. bij goed geoefend telefoon- en zoeklichtpersoneel nagenoeg volkomen. Daarentegen lijkt mij het toeroepen van de commando's uit een oogpunt van geheimhouding weinig aan te bevelen. Donker gekleurde voorwerpen, boomkruinen, struikgewas, voch tige aarde a. a. nemen veel licht op. Daar echter hun terugstralend vermogen gering is, teekenen deze voorwerpen zich niet duidelijk af, zijn bij donkeren achtergrond moeilijk te onderkennen en lijken 563

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 19