verder verwijderd dan ze in werkelijkheid zijn. Dit laatste houde
men vooral in het oog. In het licht van zoeklichten wordt het
afstandschatten zeer moeilijk en belangrijke vergissingen hierbij
zijn geen uitzonderingen. Vele kleuren veranderen bovendien door
de belichting. Gele en in het algemeen helle kleuren lijken wit,
lichtgroen maakt den indruk van geelachtig te zijn. Droge straten,
wegen, zandoppervlakken worden schel verlicht, terwijl daaren
tegen vochtige terreinen de waarneming bemoeilijken, daar deze
zien veelal onduidelijk en nevelachtig voordoen. Terreingolvingen
vallen weinig op. Droge, kale boomstammen, takken, telegraaf
palen, enz. worden helder zichtbaar. Bladeren van boomen en
struikgewas, zelfs wanneer zij slechts gedeeltelijk den lichtbundel
snijden, maken de waarneming van daarachter liggende voorwer
pen vrijwel onmogelijk.
Troepen in helle of donkere kleeding zijn meestal gemakkelijk,
die in grijsgroene kleeding veel moeilijker te onderscheiden. Het
zichtbaarst zijn het gezicht, de handen, wapens, gereedschap,
metaaldeelen, enz.
De sterkte van troepen in verspreide orde wordt veelal overschat
als gevolg van de duidelijk zichtbare slagschaduwen.
Luchtdoelen teekenen zich scherp af bij heldere of tegen helder
verlichte wolken. De uitlaatgassen van den motor of het mon-
dingsvuur van mitrailleurs kunnen vliegtuigen verraden. Soms ont
staat door het licht van een zoeklicht een slagschaduw van een
vliegtuig tegen de wolken, hetgeen aanleiding kan geven, dat de
waarnemer meent met twee vliegtuigen te doen te hebben.
Hoe minder waterdamp de lucht bevat, hoe minder zichtbaar
de eigenlijke lichtbundel en des te beter de waarneming is. Een
goed zichtbare bundel is een teeken, dat de lucht veel waterdeel
tjes (bv. aan de kust) of veel stofdeeltjes bevat. Een vochtige lucht
of een dichte, fijne regen bemoeilijkt de waarneming meer dan het
vallen van groote, zware regendroppels. Dichte nevel en rook
maken waarneming geheel onmogelijk.
Bekendheid met het gebruik van zoeklichten, enz.
Minstens even belangrijk als een goede waarneming is de
n o o d z a k e 1 ij k li e i d voor de troepencommandan-
ten, die met zoeklichten dienen te werke n, omop
de 'hoogte te zijn van het tactisch gebruik van
zoeklichten. Iedere troepencomdt behoort te weten, of hij
in een bepaald geval zoeklichten met kans op succes kan gebrui
ken of niet. Vooral tegen een onoordeelkundig gebruik dient voort
durend te worden gewaakt. Hiervoor zijn geen vaststaande regels
te geven. Majoor Toepffer zegt in „Der Pionierdienst im Kriege":
„Die Verwendung der Scheinwerfer darf nicht schematisch er-
folgen; ihr Einsatz nach Art und Zahl musz den Anforderungen
der taktischen Lage und den Verwendungsmöglichkeiten ent-
564