den Sultan hadden bekomen) dat veel gelijkenis met een redoute had, terwijl in het daarop volgende jaar er nog twee steenen pak huizen bijkwamen (Journaal van Wybrand van Waerwyck op 8 April 1604). Door kwaadwilligen brandde deze logie in 1610 af, doch werd weder opgebouwd en in gebruik genomen, hoe moeilijk het den onzen dan ook werd gemaakt. Jan Pieterszoon Coen hield gedurende vijf jaren van 1613-1618 afwisselend te Bantam en te Jacatra ver blijf. Door de stichting van Batavia verviel echter het directe be lang, dat wij bij een blijvende vestiging te Bantam hadden. Ongeregeld werd nu de duur van ons verblijf; nu eens werd de logie voor langeren, dan weder voor korteren tijd bezet, als gevolg van de slechte verhouding met den Sultan, die met leede oogen aanzag, hoe Jakatra, eens hem leenplichtig, ten koste van Bantam aan beteekenis won. Na de oprichting der Oost-Indische Compagnie in 1621 veran derde de houding der Nederlanders: de opkomst van Batavia deed hen als gebieders, instede van als smeekelingen, die slechts ge duld werden, optreden. In 1655 werd de logie hoe langer hoe bouwvalliger en ten slotte onbewoonbaar. In het contract van Ban tam van 10 Juli 1659 werd ons dan ook een stuk grond aangewe zen voor een nieuw logie. In het jaar 1682, het einde van Bantam's standvastigheid, toen eindelijk alle Engelschen en Denen waren verdreven, waren de Nederlanders heer en meester van het terrein en zochten dezen gewenschten toestand zooveel mogelijk te be stendigen. Een gedeelte van Bantam's stadsmuur, dat door een matrozen- macht onder den hopman Rombout van Hoogstraaten was ver- meesterd geworden, werd in een bolwerkje herschapen. Deze primitieve versterking, afgezet met palissaden en van ruit vormige gedaante, die door de Nederlanders in 1682 was opge worpen met het doel zich meester te maken van de Bantamrivier en de stad Bantam, werd in 1685 verbouwd. Deze verbouwing, waardoor het oorspronkelijk bolwerk veranderd werd in een onre gelmatig steenen fort, kreeg in 1686 haar beslag. Het nieuwe fort, dat ter herinnering aan den landvoogd Kornelis Speelman (1681-1684) „Speelwijk" zou zijn genoemd, bestond uit een groote batterij met tien stukken geschut, welke de landzijde bestreek, twee bolwerken en een hooge met 5 stukken gewapende kat. De fortgebouwen, pakhuizen, kazernes en de woningen der Compag niesdienaren waren door hooge muren omgeven en kwamen op een vierkant binnenplein uit. In 1694 had het Opperhoofd een hou ten, later een steenen lusthuis op deze kat. De namen der bastions waren Speelwijk, Zeepunt, Rivierpunt en Rottennest; dit laatste was eigenlijk geen bastion, maar een onversterkt punt. De lengte van het fort bedroeg nog geen 28 579

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 35