Wat betreft de derde versterking van Nederlandschen oorsprong, nl. het Fort „Diamant", eigenlijk niets anders dan de versterkte Dalem van Sultan Hadji waarin Bantamsche Sultans tot 1808 heb ben gewoond, kan nog het volgende worden medegedeeld: In 1680 droeg genoemde Sultan aan een gedeserteerden Hol lander die tot den Islam was overgegaan, Hendrik Cardeel van Steenwijk alias Wira Goena, de versterking van zijn Dalem op. Deze opdracht kwam reeds in 1681 gereed; de aldus versterkte Dalem had veel gelijkenis met een fort, was een langwerpige vierhoek met bolwerken en een rondeel en werd Diamant genoemd (door de inlanders Kota Intan). Buiten en binnen dit fort stonden de sultansgebouwen; ophaalbruggen gaven toegang aan het geheel en verbonden dit sultansfort ook met het tegenoverliggende Speel- wijk. De moord op den Commandeur Philip du Puy op 1 Novem ber 1808, die Daendels naar Bantam deed oprukken, maakte een einde aan het sultansverblijf in het fort Diamant, dat ingenomen en op last van Daendels afgebroken werd. Het is hier de plaats, om dit stukje geschiedenis eenigszins uitvoeriger te behandelen. 1) Daendels had, bij het vele dat hem bezig hield, ook de belangen der verdediging van Java in het oog gehouden. Hij had daarvoor in Bantam niet alleen de daartoe door geene verdragen verplichte bevolking in heerendienst doen stellen, maar deze op uitgebreide schaal geëischt bij den aanleg eener door Buyskes 2) voorge stelde versterkte haven aan de Meeuwenbaai in straat Soenda. Slechts met onwil werd door de Bantammers aan dien hun cpgeleg- den last voldaan, vooral toen door het omwoelen van den grond in het toch reeds ongezonde klimaat eene epidemie uitbrak, die hon derden werklieden den dood kostte en waarvan de met het toezicht op den arbeid belaste kolonel Cowell het eerste slachtoffer werd. Geprikkeld door het daarmede verband houdend verloop van het werkvolk en waarschijnlijk wrevelig, toen hij begreep een groote misstap te hebben begaan door het geven der opdracht tot aanleg van versterkingen in een zoo ongezonde landstreek, gelastte Daen dels, wat het ook kosten mocht, de voortzetting van den arbeid en stelde den Rijksbestuurder, een oom van den Vorst van Bantam, dien hij ten rechte of ten onrechte beschouwde als de ziel van het voorgekomen verzet, verantwoordelijk voor de uitvoering zijner bevelen. De Vorst zond hierop, onder geleide van den Hollandschen ver tegenwoordiger in zijn rijk, den commandeur du Puy, een gezant schap naar Batavia om bedenkingen in te brengen tegen de voor Generaal Wüppermann, „Nederland voor honderd jaren". 2) Buyskes was van huis uit schout-bij-nacht, doch bij gebrek aan schepen was voor hem bij de Zeemacht geen passende taak te vinden. Daendels verleende hem den titel van Luitenant-Gouverneur-Generaal en droeg hem wanneer hij afwezig zoude zijn het bevel over de militaire macht te Batavia op. 581

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 37