596 het nut van detacheering in Indië nog eens naar voren te brengen. Hij zegt o. a. „Deze verhouding tusschen meerderen en minderen, in een militieleger met korten oefentijd ondanks allen goeden wil niet te bereiken, behoort wel tot de aangenaamste herinneringen die men naar Nederland mee terug neemt. Op de Buitengewesten leert de officier, in Nederland bijna steeds onder het oog van een chef werkende, jong verantwoordelijkheid dragen en zelfstandig optreden en beslissen. Op het gebied van tucht krijgt de officier, die in Nederland steeds opleidt in de richting van een uit boeken geleerd voorbeeld, doch dit in 5'/2 maand nim mer bereikt, weder eens voor oogen hoe het eigenlijk moet en ziet hij hoe de strenge, ouderwetsche tucht een aangename verhouding tusschen meerdere en mindere niet alleen niet uitsluit, doch integendeel juist eerst mogelijk maakt." In het Nederl. Maandoverzicht wordt de questie van hetgeven van instructie door verlofskader nogmaals besproken naar aanleiding van een artikel in het Vaderland. De redactie van Mavors gaat geheel accoord met de volgende pas sage uit die courant: „Wij begrijpen dan ook niet, hoe er beroepsmilitairen kunnen zijn, die niet de instructie aan verlofskader duiven toete vertrouwen, zelfs niet onder lei ding en voorlichting van beroepsmilitairen, maar wel de aanvoering te velde, waar die leiding en voorlichting geheel of nagenoeg geheel zullen ontbreken. Indien er alzoo o.i. reden is om te betreuren, dat er uit het beroepskader stemmen zijn opgegaan om zich op grond van de door hen verlangde scheiding tusschen aanvoeren en opleiden tegen den nieuwen koers te verzetten, zoo zijn des te meer te waardeeren de blijken van instem ming uit de kringen van het verlofskader met het voorstelom de taak van dat kader uitte breiden met de instructie. Wellicht voelen dezen zelf nog het best, wat hun ontbreekt, zoodat zij daardoor meer het belang inzien van pogingen om in dien noodlottigen achterstand verbetering te brengen." Naar onze meening zal het voor het Indische leger waarin het verlofskader ook een steeds belangrijker plaats gaat innemen, zaak zijn de instructie nog langen tijd in handen van het gelukkig daarvoorrog ruimschoots beschikbare en bekwame beroepskader te laten. Van „Gasafweer" door kapitein van den Gen Staf Alting von Geusau brengt dit nummer het tweede gedeelte tevens slot. In „Een verbindingsplan" geeft de le luitenant J. van der Meulen een voorbeeld van een bijzonder bevel voor het aanleggen der verbindingen in divisie-verband bij een bepaald geval. Terecht wijst hij er op, dat dit bevel beschouwd moet worden als het schriftelijk vastleggen van geleide lijk ontstane en uitgevoerde bevelen voor den verbindingsdienst. Voorts vinden we het vervolg van kapitein Stürm's artikel over „Het voorschrift verbindingsdienst voor de landmacht." Artilleristisch Tijdschrift Mei 1925. (Bijlage van Mavors). In het vervolg van „Artilleristische oefeningen" behandelt kapitein de Bas het z-g. merk- punt schieten. Van het artikel „Werkzaamheden van artillerie-officieren bij Staven en batterijen" door luitenant van Swinden Koopmans, verschijnt het llle gedeelte en tevens het vervolg van de commentaar erop door luitenant van der Meulen. Cavaleristisch Tijdschrift. Mei 1925. De reeks van opstellen door deel nemers aan den oorlog wordt vervolgd met een artikel van Oberst v. Waldsiatten: „Vernietiging der Russische Cavalerie-divisie Wannowski bij Turynka 21-8-1914." Ritmeester Mathon behandelt de vraag of de legercavalerie „strategische voorhoede of ophelderingskorps" moet zijn en komt tot de conclusie dat voor Nederland het antwoord moet zijn: „strategische voorhoede." Aug. D(iemont geeft practische wenken in een bijdrage getiteld „Longeeren" en ritmeester Baron van Dedem over opzadelen in „Cavale- riezadel model B."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 52