•dra van 't lieve maar dure vaderland genoeg en keerde naar Java terug,
drie mijner zoons voor hunne opvoeding te Utrecht achterlatende",
In 1834 weder deel uitmakend van het O. I. leger werd hem
het kommando opgedragen over het personeel der artillerie, en
kort daarop de functie van chef van den generalen staf. 't Volgend
jaar beging hij iets ongewoons, iets anti-disciplinairs hij
schreef eene brochure over legertoestanden. En dit vlugschrift,
getiteldVrijmoedige beschouwing van de land-
magt in Ned.-Indië werd door den minister zoo
vrijmoedig gevonden, dat hij tijdelijk ontheven werd van zijne func
tion als chef van den staf. Hervormers had men in Indië niet
noodig; zij pasten in het destijds vigeerend regeerstelsel als
haspels in een zak. Toch, in 1836 kon hij die functies weer her-
v.tten, en met den rang van kolonel. Later bekwam hij zelfs den
Ned. Leeuw als belooning voor zijne tijdelijke waarneming van
den post van legerkommandant.
Tot zoo ver was hem alles meegeloopen. Hij had in Indië snel
carrière gemaakt, een gelukkig huwelijk gesloten, op z'n tijd een
tweejarig verlof doorgebracht, en was nu op z'n 41ste jaar kolo
nel. De tegenwind kwam eerst, toen de overste De Stuers uit
Nederland arriveerde met krachtige aanbeveling om in aanmerking
te worden gebracht voor de betrekking van chef van den generalen
staf De landvoogd De Eerens legde die aanbeveling voorloopig
wel ter zijde, maar de omstandigheden kwamen den mededinger
te hulp, want in 1848 moest Nieuwland, ditmaal voor herstel van
gezondheid, weder naar Nederland vertrekken. Zijn plaats kwam
vrij, en de aanbevolene wipte er in.
Het was eene onderscheiding, en een voordeel tevens, dat
Nieuwland tijdens dezen tweeden verloftijd naar Zweden werd
gezonden om te voorzien in de behoefte aan geschut (voor Indië).
Van deze zending teruggekeerd en bij koning Willem II ter audiëntie
toegelaten, nam hij de kans waar om ook over zijne persoonlijke
belangen te spreken. Hij had een zwaar huishouden en was des
tijds reeds twaalf jaren kolonel
,,Dat is te lang", zei de koning; spreek daarover met Rijck (den
minister van 'marine en koloniën) dan zal ik u tot generaal-
majoor benoemen."
Die benoeming volgde dan ook, maar tot generaal-majoor titu
lair, en dit was zooveel als een klontje uit de pap. „Zou de koning
dat bedoeld hebben?" schreef de bevorderde spijtig.
In Zweden had men hem aangezien voor 'n soort van militaire
diplomaat, die slechts voor de leus voor kanonnen kwam, in wer
kelijkheid om het terrein te verkennen in zake een huwelijk tus-
schen den Zweedschen kroonprins, den lateren Karei XV, en prinses
Louise, dochter van prins Frederik der Nederlanden. Met genoe
gen vernam men in hofkringen dat die prins Frederik „steinreich"
was; de huwelijkskandidaat was het waarlijk niet. De koningin-
549