dat hij de Chineezen en hunne geheime genootschappen voor
eerst onuer de knie meende te hebben. Nu besloot Nieuwland om in
Nederland persoonlijk zijne zaak te gaan bepleiten, zoowel wat
den effectieven generaalsrang als zijne kansen op het legerkom-
mando betrof. Een geneeskundig certificaat lag spoedig klaar, de
hertog gaf een luisterrijk afscheidsdiner, de officieren van den
generalen staf boden een zilveren beker aan, het uitgeleide naar
boord geschiedde met c 1 a t. 't Mocht wel, want men zou hem
niet meer terugzien.
In 1851 kwam Nieuwland voor de derde maal in Nederland.
De ontvangst bij koning Willem III was echter gansch niet zoo
voordeelig als indertijd die bij koning Willem II. Z. M. sprak over
de gezondheid van den hertog en zei dat hij de stukken i. z. Nieuw-
lands aanspraken zou nalezen; daarmee was de audiëntie afge-
loopen. De sollicitant kwam sterk onder den indruk dat men Z. M.
ten zijnen aanzien misleid had; ook liet men hem verder wachten.
Onderwijl hield hij zich bezig met de samenstelling van een re-
cueil van dagorders uitgevaardigd bij het O. 1. leger, 't welk hij
door de drukpers openbaar maakte. Sedert kwam zijn gewezen
chef, de hertog van Saksen Weimar Eisenach, hem achterna; de
Indische spruw had hem genoodzaakt overhaast zijn post op te
geven. Nu had Nieuwland daarvoor de oudste brieven, en vroeg
wederom eene audiëntie bij den koning aan. Doch hij ontving het
bescheid dat het de wensch van Z. M. was om hem vooreerst in
Nederland te laten blijven, en den generaal-majoor titu
lair F. V. S. de Stuers als legerkommandant te doen optreden.
Daarmee was het spel verloren. Een adres, door hem aan den
koning gericht, werkte niets uit. Een oogenblik scheen 't als wilde
men hem schadeloos stellen met den post van gouverneur van
Suriname, doch ook dit ontging hem. En daar zijn verloftijd spoe
dig zou expireeren, en hij in Indië niet onder de orders van een
jongeren ranggenoot wenschte te dienen, vroeg hij zijn pensioen
aan. Hij kreeg het; en thans werd hij, nog even te voren, bevorderd
tot den rang van generaal-majoor effectief, welken men zoo lang
„in advies" had gehouden. Zelfs werd bepaald, dat die benoeming
gerekend werd in te gaan op den dag van zijne bevordering tot
generaal-majoor titulair.
„Le Seigneur Jupiter sait dorer la pillule" maar bitter bleef
ze daarom toch.
De Nederlandsche pers hield zich met de terugzetting van
Nieuwland ten gevalle van De Stuers wel bezig, doch dit napleiten
veranderde niets aan de zaak. Men wist wel dat de laatste, die in
1830 naar Nederland was vertrokken en in 1843 een baantje bij
het departement van koloniën had bekomen, met een verlengd ver
lof tot1853, in regeeringskringen persona grata was.
Hij was adjudant geweest van den luitenant-gouv. generaal De
Koek, en in 1828 gehuwd met diens dochter Jacoba. Later werd hij
551