hem geredigeerde Tijdschrift voor Ned. Indië, maar vooraf leidde hij hem bij de lezers in met de woorden: „De generaal Penning Nieuvvland was een man van veel kennis en niet alledaagsche talenten, die gedurende een langen tijd grooten invloed heeft uitgeoefend op het leger in Ned. Indië. Hij maakte zich vrienden, doch ook geduchte vijanden. Hij stond de belangen van dat leger voor overal waar hem de gelegenheid geboden werd, wees op de onverschilligheid, de verwaarloozing, de karigheid die, in zijn tijd vooral, de oorzaak waren van zooveel verkeerdhe den en gebreken, deed het wel eens op scherpen en bitteren toon, had zelfs de vermetelheid van in 1834 in een in Nederland uitgege ven geschrift zijn oordeel te publiceeren en ondervond later het lot dat zoovelen in Indië te beurt valt, die niet met den grooten hoop meedoen, maar den moed hebben om voor hunne meening uit te komen. Hij viel in ongenade, hij werd achteruit gezet voor gun stelingen zonder verdiensten, maar die zich als stille, gehoorzame, onderworpen dienaars gedroegen; hij werd tot een werkeloosheid gedoemd, die zijn krachtige geest niet kon verdragen. Hij schreef in die dagen de aanteekeningen over zijn leven, hij werd krank, kwijnde weg en stierf weldra van hartzeer en verdriet". Dit was eene andere lezing dan: „er könnte das Klima nicht ertragen". Het nagelaten geschrift draagt het karakter eener autobiografie. De grieve, welke er in blootgelegd wordt, is deze, dat men den schrijver ontijdig zijn afscheid gaf om een ander in zijn plaats te schuiven; in Indië juist geen ongehoorde zaak. Hij deelde dat lot met zooveel anderen, en alleen uit dat oogpunt beschouwd zou zijn geval weinig belangstelling wekken. Doch bij de schaarschheid van Indische Memoires zijn de zijne welkom, al sproten ze voort uit eene persoonlijke grieve. „Ik ben geboren te Schiedam", vangt de generaal aan, „en stam uit eene oude patricische familie". Zijn grootvader was notaris, tevens brander van gedistilleerd, en brander was ook zijn vader. Eilieve, heel deze stad was alcoholisch bijgewerkt, te Schie dam scheen het jeneverstoken niet onvereenigbaar te zijn met het patriciaat. Oorspronkelijk heette de familie slechtweg Penning, doch dewijl de grootvader gehuwd was geweest met eene dochter van den vermaarden predikant en kanselredenaar Nieuwland, zoo hing men uit deferentie voor 's mans nagedachtenis dien tweeden naam aan den eerste. Van moeders kant kwam bij den auteur van het gedenkschrift het militaire bloed. Zij was eene dochter van den overste v. Aelst, een vurigen Oranjeklant, die den uitgeweken prins Willem V. in de Engelsche ballingschap volgde. Reeds op zijn 13de jaar werd de knaap als kadet bij de marine ingeschreven en vertrok naar Boulogne sur Mer om zich bij de Hollandsche flotille te voegen, welke deel moest nemen aan den beraamden in val in Engeland. Maar Napoleon was hiermee niet zoo gelukkig 546

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 2