Inderdaad komt een waarschuwing tegen een zoodanige over schatting mij niet misplaatst voor. Het onderzoek dat men adspirant-vliegeniers kan doen onder gaan, alvorens te beslissen of zij tot een opleiding voor militair vliegenier toegelaten zullen worden kan afgescheiden van het onderzoek naar den stand hunner verstandelijke ontwikkeling ten doel hebben gegevens te verschaffen: lo. omtrent de wijze waarop het vliegen waarschijnlijk op den adspirant zal inwerken; 2o. omtrent de mate van bekwaamheid in het vliegen, die de adspirant zal kunnen verkrijgen. De eerste der genoemde gegevens moeten door een medisch onderzoek verschaft worden; daarbij zal geconcludeerd moeten worden in hoeverre de lichamelijke geschiktheid of de gezondheid van den betrokkene door het vliegen waarschijnlijk beïnvloed zal worden. Een zoodanig onderzoek moet onmisbaar worden geacht, zelfs door hen, die er van overtuigd zijn, dat het slechts bij meer of minder grove benadering een juist beeld kan verschaffen. Immers het bewijs van de juistheid van de door het onderzoek verkregen gegevens kan alleen door de practijk van het vliegen gegeven worden. Had men dus redenen om ongunstige gevolgen te veron derstellen, dan zou dat bewijs eerst gebracht worden door het optreden dier ongunstige gevolgen, m. a. w. indien het te laat zou zijn. Het zou onverantwoordelijk zijn iemand voor opleiding tot vliegenier aan te nemen, indien men b. v. vermoeden moet dat zijn gehoor daardoor ernstig geschaad zal worden, of indien men verwachten kan dat door het vliegen op groote hoogte zoodanige stoornissen in zijn psyche ontstaan zullen dat gevaar voor onge vallen optreedt. Met de tweede groep van gegevens staat het echter anders. Men beoogt a. h. w., dank zij hen, een voorspelling betreffende de vliegerniersloopbaan van den adspirant te doen. Terwijl echter het voorafgaand onderzoek op dit punt slechts een grootere of kleinere mate van waarschijnlijkheid kan geven, kan de prac tijk hier zekerheid verschaffen en zulks omdat schadelijke gevol gen niet behoeven op te treden. Men heeft daartoe den adspirant slechts onder leiding van een instructeur en met gebruikmaking van een vliegtuig met dubbele besturing een voldoend aantal oefeningen te laten doorloopen. Als bezwaar tegen een dergelijk bewijs door de practijk kan aangevoerd worden dat het tijd en geld kost. Een bezwaar tegen het voor altijd beslissende voorafgaand onderzoek is daarentegen dat men wellicht personen, die door hun overige eigenschappen zeer gewaardeerd zouden worden, van opleiding uitsluit, niettegen staande de mogelijkheid bestaat, dat later zou blijken dat de be- 623

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 15