gelegen op een lijn evenwijdig aan de assen XX' en YY'. Het
punt D, dat de lijn voorstelt, welke door den oorsprong gaat is
het snijpunt dezer lijn met de loodlijn van de grafiek (ad b).
5). De afstanden van dit laatste punt D tot de punten P, Q enz.,
zijn evenredig met de afstanden van den oorsprong tot de betrok
ken lijnen.
Toepassing bij het schieten
Toetsen we thans de voorgaande beschouwingen aan de
methode, zooals in het V. S. A. beschreven (fig. 7 en 8).
Zij O het inschietpunt, V en W de beide waarnemingsposten
en K de batterijde lijn KOL stelt dan de gewenschte zijde-
lingsche richting voor.
Nadat het directiestuk zoo goed mogelijk in de richting is
gebracht, worden 2 schoten gedaan met denzelfden kijkerstand,
doch in afstand verschillendonderstellen we, dat de spring-
punten vallen in de lijn L, (S, en S2). De batterij is zoover
verwijderd, dat de lijn L, evenwijdig mag worden ondersteld
aan de lijn L.
Sp. Sj wordt door V rechts en door W links waargenomen.
De waarnemingen geven de afstanden tot V- en W-as, doch
uitgedrukt in een verschillende, maat, nl. in °/00 v/d waarne
mingsafstanden volgens het voorgaande is dit echter geen bezwaar.
Zet men rechter waarnemingen naar rechts en linker idem om
gekeerd uit, dan geeft S, in de grafiek de verbindingslijn 11.
S2 geeft op dezelfde wijze 22het snijpunt P stelt nu de lijn
L, voor.
Het directiestuk wordt nu een zeker aantal duizendsten, bv.
10 °lno naar links omgezet, waarop schot 3 volgt, gevende een
sp. S3, gelegen in de lijn L,, en voorgesteld door het punt Q.
De correctie C, noodig om de richtlijn door O te doen gaan,
is nu de afstand van O tot de lijn Ln, uitgedrukt in °/00 van
den schootsafstand. Uit conclusie ad 5) blijkt, dat C QD 10QP.
Door de lengten van de stukken QD en QP op te meten, kan
dus C worden gevonden.
Eindbeschouwing.
Uit den aard der zaak is de methode alleen zuiver, indien
de lijnen L, L, en Lu evenwijdig aan elkaar zijn; in werkelijk
heid is dit natuurlijk niet het geval. Behalve dat de richtlijnen
in K bij elkaar komen, vallen als gevolg van de breedtespreiding
bovendien de verbindingslijnen der spn met K niet samen met
de richtlijnen.
Zoolang de hoek tusschen de uiterste richtlijnen echter niet
meer bedraagt dan 10 °/oo. blijft de methode practisch bruikbaar.
Een verdere onnauwkeurigheid ligt in het feit, dat de waar
nemingen niet de afstanden tot de waarnemingslijnen geven, doch
633