tweede met een drie-electrodenlamp (van het zelfde type als de zendlamp, maar van kleiner afmeting) welke dezelfde eigenschap heeft als het kristal. Bij de golftransformatie van de ongedempte ontvangst maakt men gebruik van het interferentie-verschijnsel dat optreedt wan neer men twee wisselspanningen met (weinig) verschillende frequentie op elkaar laat inwerken (vergl. ook het interferentie verschijnsel bij het geluid). Wil men dus een golf met frequentie 1000 door de telefoon laten gaan en heeft de opgevangen golf een frequentie van b.v. b. 30000, dan wekt men zelf een golf op met een frequentie van 31000 of wel van 29000. Deze laatste golf kan men verkrijgen, door een ontvanglampje als zender te laten werken, z. g. n. hten „genereeren" en door middel van een slingerkring aan den ontvanger te koppelen, dan wel men gebruikt de lamp van den ontvanger, die eigenlijk de functie van gelijkrichter heeft en laat deze „genereeren". Bij de laatste methode ontstaat het bezwaar dat de ontvanger niet precies op de te ontvangen golf kan zijn afgestemd (frequentie moet immers 1000 verschillen), in het boven aangenomen geval dus op een frequentie van 29000 of op 31000, wat natuurlijk invloed heeft op de kracht van het geluid. Om den grooteren eenvoud van de schakeling wordt tegen woordig toch algemeen deze laatste methode toegepast. De ontvanglampen kunnen met belangrijk lagere spanningen werken dan de zendlampen. De industrie is in dit opzicht blijkbaar nog niet op haar hoog tepunt gekomen. Werken wij nog met lampjes waarbij de vereischte plaat- en brandspanning respectievelijk 50 en 6 volt zijn, tegenwoor dig zijn reeds z.g.n. dubbelrooster-lampen (met vier electroden) in den handel, welke met een plaatspanning van 1020 Volt werken, ja zelfs heeft men een type uitgevonden waarbij de brand spanning niet hooger behoeft te zijn dan 1,5 Volt. Behalve de zendwerking en de gelijkrichtende werking kan men de ontvanglampen nog een derde functie laten vervullen, n. 1. die van spanningversterker. Schakelt men een versterkerlamp vóór de detectorlamp dan ver sterkt ze de ongewijzigde golven, en noemt men haar „hoogfre- quent-versterker". Komt een versterkerlamp achter de detectorlamp, dan spreekt men van „laagfrequent-versterker" omdat ze hier de getransfor meerde golf versterkt. In het kort vindt men dus in een normale ontvanginrichting als. voornaamste onderdeelen o.a. een afstembaren antenne-kring, hoog- frequent-versterker(s), een detector (die tevens moet genereeren 640

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 32