ingeval van ongedempte ontvangst), laagfrequent-versterker(s) en een telefoon. Het behoeft geen betoog dat het opsporen van zendstations met twee af te stemmen kringen zéér lastig is, waarom men ook het opsporen steeds met den antenne-kring alléén doet en wanneer deze afgestemd is, den tweeden kring inschakelt en afstemt. Men ontvangt n. 1. met twee kringen veel storingsvrijer, hetgeen vooral van belang is, wanneer eenige stations op weinig van elkaar verschillende golflengten tegelijk werken. In verband met het voorgaande zij gewezen op een belangrijk verschil tusschen vonkenstations (gedempt) en ongedempte stations. Door de onzuiverheid van de uitgezonden golf bij vonkenstati ons, zijn deze nog over een groot golfbereik buiten hun eigen lijke afstemming te hooren; om de gedachte te bepaleneen von- kenstation dat op een golf van 400 M. is afgestemd, is meestal ook te hooren op golven tusschen 300 tot 500 M. Een ongedempt station dat op 400 M. werkt, is echter meestal slechts over een golfbereik van 380 tot 420 M. te hooren. Hieruit moge blijken dat er veel meer ongedempte dan ge dempte stations naast elkaar kunnen werken. Ten slotte een opmerking over de eigenaardigheid bij de uit gezonden golven van boogzenders. Bij den boogzender is het noodzakelijk dat de boog, ook tijdens de rusten tusschen de teekens, blijft branden en doorwerken, m a. w. dat de boog een z. g. n. rustgolf uitzendt. Het seinen komt dan uitsluitend op een verstemmen van den antennekring neer. De seingolf en de rustgolf moeten hierbij natuurlijk zoover uiteen liggen, dat de opnemer zijn ontvanger zoodanig kan afstemmen, dat hij geen noemenswaardige stoornis van de rust golf ondervindt. Hiervoren werd reeds eenige malen gesproken van „luchtnet" of „antenne". Waar dit begrip echter zeer ruim is, in verband met de vele soorten luchtnetten, wil ik er hier eenige opsommen. De meest voorkomende soorten zijn wel de „T" en de „L antennes, welke in principe weinig van elkaar verschillen en waarvan de keuze meestal alleen bepaald wordt in verband met de plaats der seinkamer t. o. v. de masten. Waar bovengenoemde soorten twee masten vereischen geven de „V" en de „parapluie" antennes het voordeel van één mast, voornml. in verband met de draagbaarheid van het station waartegenover echter ook een geringere werkingssfeer staat. De z. g. n. aardantenne verdient vermelding met het oog op den eenvoud en geringe zichtbaarheid. De antenne bestaat uit één of meer draden op 1 a 2 meter boven den grond gespannen en heeft dus slechts lichte maststijlen 641

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 33