rekening te houden met de behoeften van de andere, noch wat betreft
materieel, noch wat het personeel aangaat; ieder kon doen, alsof de andere
niet bestonden en alsof de mogelijkheid van het gebruik van de hulpmid
delen van het eene departement op het terrein van het andere was uit
gesloten, terwijl een economische organisatie, een, die tiacht het maxi
mum nuttig effect te krijgen met een minimum van offers, juist rekening
zal dienen te houden met de mogelijkheid, zelfs de waarschijnlijkheid, dat
bij het ontslaan van verwikkelingen een maximum van militaire kracht in
één der gebiedsdeelen Europeesch of Overzeesch Nederland noodig
zal zijn, terwijl in het andere die krachtsontwikkeling niet of in veel min
dere mate door de omstandigheden zal worden vereischt.
Hef Nederlandsche en het Indische leger werden georganiseerd alsof de
zusterorganisatie niet bestond, alsof om een voorbeeld te noemen
niet de noodzakelijkheid zou kunnen intreden, een groot deel van het
in Nederland aanwezige beroepspersoneel naar Indië te zenden of het
Indische materieel te versterken met voorraden uit Nederland.
Ten aanzien van dit punt was de Marine beter georganiseerd, daar deze
zoowel had rekening te houden met de marinebehoeften in Nederland als
in Indië. Of van dat voordeel door de Marine altijd ten volle partij is ge
trokken, kunnen we in het midden laten; maar in de nieuwe organisatie
zal daarvan geen sprake meer zijn.
Een voorbeeld. Men heeft onderzeebooten gebouwd voor Nederland en
Indië van verschillend type, de Nederlandsche kleiner dan de Indische,
die voor de volle zee moesten dienen. Dit schijnt mij niet juist, maar dé
Nederlandsche booten zijn tenminste in Indië bruikbaar, kunnen zoo noo
dig daarheen gezonden worden en zullen daar dan nuttig werk verrichten,
al zouden grootere booten beter zijn geweest.
Maar de Min. van Oorlog, die alleen heeft te letten op de belangen van
Nederland in Europa en die nu ook het patriasche deel van de vloot be
heert, zal geen neiging gevoelen, onderzeebooten voor te stellen, die ook
in Indië bruikbaar zijn; dat ligt buiten zijn verantwoordelijkheid. Houdt
hij deze alleen in het oog, dan zal hij wellicht nog kleinere typen vragen,
omdat hij er dan voor hetzelfde geld meer kan krijgen of voor hetzelfde
aantal minder geld behoeft te besteden. Maar al komt hij dan zuiniger
uit van een klein standpunt beschouwd, ware zuinigheid, ware economie
is dit niet; deze zou overleg hebben geëischt met het departement van
Koloniën en Indische defensie omtrent het juiste type van de onderzeeboot,
waarbij de defensie van den heelen staat zou worden gediend.
Men zal nu zeggen, dat de toestand bij de Marine nu precies dezelfde
wordt als bij de beide legers; inderdaad bij de landmacht is het alreeds
zoo. Zou men deze opnieuw moeten organiseeren, dan zou niemand het
in zijn hoofd halen gegeven een militair zwakken staat en een groot
overzeesch gebied geen gebruik te maken van de krachten in het moe
derland voor het leger overzee, maar dit is nu eenmaal bij ons historisch
zoo gegroeid uit de minachting die men in vroeger eeuwen in Nederland
in tegenstelling met Brittannië koesterde voor de personen, die „hun
geluk in Indië gingen beproeven".
Thans is dat geheel anders geworden en het is ook de hoogste tijd,
verandering te brengen in de scheiding van de twee legers; instede daar
van gaat men de scheiding uitbreiden over de Marine.
Kan het -- van algemeen organisatorisch standpunt bekeken juist zijn
dat men bij het leger in Nederland een beroepskader heeft, waaraan in het
algemeen geen gelegenheid wordt geboden, ooit dat kleine hoekje grond te
verlaten, waar het zich bezig moet houden met de opleiding van recruten,
zonder ooit een troep op behoorlijke sterkte te zien, waar de kans om
militaire ervaringen op te doen, zoo uiterst gering is, waar de meest
verdienstelijke officieren eerst op een leeftijd van bijna 50 jaar den hoofd
officiersrang bereiken en dan nog slechts een uiterst geringe zelfstandig
heid genieten, terwijl men in de Overzeesche gewesten den beroepsoffi-
652