den ondervangen door de marine hier in hoofdzaak met de taak van het
regiment kustartillerie te belasten, dat nu bij de landmacht behoort.
De verhouding van het dep. van Weerbaarheid tot dat van Koloniën en
tot den gouverneur-generaal die opperbevelhebber is en blijft van land
en zeemacht beoosten Kaap de Goede Hoop en als zoodanig de eenheid
in Indië waarborgt - wordt dan ongeveer dezelfde als die van het dep.
van Marine tot nu toe.
Juist als Indië administratief meer en meer zelfstanding wordt, zal de
idee van samenhoorigheid met Nederland des te sterker moeten worden
uitgedrukt, doordat beiden tezamen de maatregelen treffen om de twee
eenheid te beschermen tegen buitenlandsch geweld. Maar wat men
thans staat te doen, beteekent in zijn gevolgen.dat Nederland de verde
diging van Indië van zich afschuift, wat van harte zal worden toegejuicht
door allen, die de Groot-Nederlandsche idee niet kennen of niet eeren,
die niet inzien, dat Indië een intrinsiek deel van den Nederlandschen staat
vormt, dat Nederland slechts bestaanbaar is tezamen met indië.
Het is een stap in de richting van de afscheiding van Indië, van dever-
waarloozing van de Indische defensie, die niet behoorlijk kan worden
georganiseerd, als Nederland er niet met materieel, personeel en
met den geest achterstaat.
Uit het Soer. Handelsblad (vertaald uit de Japan Chronicle).
WETENSCHAPPELIJKE MOBILISATIE IN JAPAN.
Er wordt den laatsten tijd weer meer dan ooit in Japan aangestuurd op
een regeling ook van de civiele mobilisatie, die naast de militaire een zoo
belangrijke rol speelt in den modernen oorlog. Van tijd tot tijd bevatten
de Japansche bladen hierover meer of minder duidelijk geïnspireerde
artikelen. Wat er precies tot op heden gebeurd is, is een der vele gehei
men van het Japansche ministerie van Oorlog. Twee of drie jaar geleden
deed de politie het hare in deze kwestie: zij liet de eigenaren van ver
schillende soorten fabrieken op de politiebureaux komen en wees hen er
met klem op, dat zij zich gereed moesten houden, om in tijden van oorlog
den staat te dienen met al de beschikbare middelen van hun bedrijf.
Er had ook een onderzoek plaats naar de verschillende fabrieken, waar
van vermoedelijk het voornaamste doel was, ze in klassen in te deelen
naar gelang ze meer of minder geschikt waren om in oorlogstijd oorlogs
doeleinden te dienen. En aangezien er sindsdien niets is gebeurd, mag
worden aangenomen, dat de zeer gedetailleerde gegevens, die iedere maand
voorde fabriekswet worden verzameld, en die met die wet niets uitstaande
hebben, voor het doel der burgerlijke mobilisatie moeten dienen.
Tenzij het verzamelen moet worden uitgelegd als een gevolg van de
gewone Japansche neiging, om gegevens te verzamelen over alles en nog
wat, nuttig of niet nuttig, doet er niet toe. Indien men evenwel nagaat,
dat den laatsten tijd zoo nu en dan de mobilisatie van de nijverheid weer
besproken wordt, bestaat er alle reden, om aan te nemen, dat men de
kwestie niet heeft losgelaten, maar dat integendeel zij, wier werk het is,
de zaak met allen ernst bestudeeren.
De vraag, die ieder oorlogvoerend land zich in de toekomst bij het begin
van den oorlog onmiddellijk zal moeten stellen, zal zijn, hoeveel man het
in het veld zal moeten brengen. Wij mogen er hier in dit verband even
aan herinneren, dat Lord Kitchener in het begin van den oorlog zei, dat
het groote voordeel van het vrijwilligers-stelsel was, dat daardoor de
stroom van soldaten voortduurde, terwijl bij gedwongen dienstneming de
groote stroom ineens kwam, maar daarna ophield. Later heeft dezelfde
Kitchener juist de gedwongen dienstneming moeten verdedigen.
655