656
Bij iederen oorlog zal men zich dus onmiddellijk moeien afvragen, in
hoeverre men zal moeten mobiliseeren. Bij het begin niet direct een
voldoende kracht in het veld zenden, kan noodlottig zijn, maar aan den
anderen kant zal een verstandig beleid eischen, dat men niet verkwistend
is. Met het geval in kwestie voor oogen, zou Japan b. v. bij een strijd op
het naburige vasteland vrij precies weten, wat het aan troepenmacht zou
noodig hebben, maar de kans zou heelemaal niet uitgesloten zijn, dat
gedurende den strijd ook Rusland, Amerika, Engeland en Frankrijk zich
er mede gingen bemoeien, wat ieder op zichzelf reeds verandering zou
moeten brengen in de benoodigde Japansche legersterkte, maar veelmeer
nog invoed zou hebben op den algemeenen gang van zaken.
Ijzer b. v. is een noodzakelijke oorlogsbehoefte, en de houding van Japan
zal geheel anders zijn, indien het toegang blijft houden tot de wereld
markten en ononderbroken goederen uit China kan krijgen, dan wanneer
dat niet het geval is en het dus op eigen hulpbronnen is aangewezen.
Daarvoor zal het echter weer meer menschen ter beschikking moeten
hebben.
Katoen en wol zijn andere belangrijke oorlogsbehoeften, en verder is
er nog de nitrogeen-kwestie, de basis van alle explosieven. Er moet in
het algemeen zorgvuldig tegen worden gewaakt, dat eenige verandering
in den toestand belemmering of zelfs totale stopzetting van den aanvoer
zou kunnen veroorzaken. Verder is er de allerbelangrijkste: de voedsel-
kwestie. Het is bekend, dat het eerste plan van Japan is, om in geval van
oorlog zijn levensmiddelen te betrekken uit Mantsjoerije. Er zal dan echter
tevens bij een verstandig beleid rekening mee moeten worden gehouden,
dat deze aanvoer onderbroken kan worden, wat een algeheele verandering
van de te volgen politiek zou meebrengen.
Indien en zoolang toch Japan's aanvoer uit Mandsjoerije nog mogelijk
is, zal men het best doen de stedenbevolking industrieel te mobiliseeren
voor den aanmaak van oorlogstuig in de fabrieken en de landelijke be
volking in de eerste plaats te velde kunnen gebruiken. Staat de aanvoer
van levensmiddelen echter slil, dan zal Japan er het meest mede gebaat
zijn, indien de boerenbevolking haar arbeid kan blijven verrichten en zou
bijgevolg een intensiever gebruik te velde van de stadsbewoners moeten
worden gemaakt.
Tusschen deze twee eenvoudige mogelijkheden liggen een oneindig aan
tal mogelijke variaties, die wijziging in het gebruik der bevolking voor
oorlogsdoeleinden zullen meebrengen. Sommige industrieën zou men ge
heel kunnen missen, andere zouden voor oorlogsbehoeften moeten worden
benut. In vele gevallen zal de vraag, of een industrie nuttig of nutteloos
is, afhangen van de mate van vrijheid van handelen, die aan Japan nog
gelaten is. Bovendien is er dan de groote kwestie van de loonen.
Men kan niet verwachten, dat de dwaze verhoudingen, die de vorige
oorlog in dat opzicht te zien heeft gegeven, in de toekomst nogmaals zou
den worden getolereerd. De soldaten te velde riskeerden hun leven, oor
spronkelijk uit overtuiging, later gedwongen, voorde karige soldatenbezol-
diging; diegenen, die thuis inden grond der zaak hetzelfde, maar veel min
der gevaarlijke burgerlijke werk deden, slaakten eens, wanneer het in hun
kraam te pas kwam, en forceerden daardoor loonen, die met elke normale
verhouding spotten. De volgende oorlog zal beslist weer een mobilisatie van
het geheele volk te zien geven. Geen oorlogsvoorbereiding is volkomen,
indien ook niet de burgerlijke mobilisatie naast de mililaire onder het oog
gezien wordt. Men kan aannemen, dat Japan daaraan zal hebben gedacht.
Behalve de noodzakelijkheid, om de verschillende mogelijke gevallen zoo
veel mogelijk te voorzien en de burgerlijke mobilisatie daarnaar teregelen,
dient men ook te beschikken over een werktuig, om van den eenen mobili-
salievorm in den anderen te kunnen overgaan. Men heeft bij een modernen
oorlog nu eenmaal rekening te houden met de grootste en meest plot
selinge veranderingen. Het treden vaneen nieuwen vijand in het strijdperk