657
verandert vaak de geheele situatie, zelfs al is die vijand op zichzelf nu van
niet zooveel beteekenis. De moderne oorlog eischt, dat het militaire zoo
wel als het civiele mobilisatieplan omvat de mobilisatie van een paar le
gerkorpsen, evenzeer als de mobilisatie, hetzij te velde of binnenslands, yan
iederen man, vrouw en kind over wie de natie beschikken kan. En dan be
staat nog het groote risico, dat in de practijk zal blijken, dat de theoretisch
opgezette plannen en ontwerpen in de practijk ondoorvoerbaar zijn.
Men praat in Japan zeer veel over moderne, wetenschappelijke oorlogvoe
ring en er is heel wat geld aan ten koste gelegd, om het vraagstuk tot
oplossing te brengen. De vraag, of de opzet juist is geweest en of de ont
werpers van de plannen zich hebben verzekerd van de noodige geschikte
uitvoerders, die vraag zal aan de toekomst ter beantwoording blijven, indien
eenmaal de groote dag zal zijn aangebroken!
8. ORGAAN N. I. O. V. SEPTEMBER-NUMMER.
Vermelden wij uit dit nummer in de eerste plaats de voor verlofgangers
practische Parijsche causerie. Voorts zijn de door „Compagniescomman
dant" gegeven wenken met betrekking tot dagverblijven de kennisneming
waard. In „Leger contra vloot?" bespreekt F.K. de ter zake van het
Meester'sche incident verschenen dagbladartikelen en maakt van de ge
legenheid gebruik om eenige zaken recht te zetten, welke door de pers
in een minder juist licht werden gesteld.
X. schrijft in hetzelfde verband over „De officier en de politiek Het
scheen noodig nog eens duidelijk te zeggen, dat de officier naast zijn
burgerschapsplichten ook zijn burgerschapsrechten heeft en dat de krijgs
tucht overigens zijn eenige breidel is.
M. B.
9. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Cavaleristisch tijdschrift. Juli 1925. Hierin schrijft W. een artikel„Geen
strategische verkenning door de lt. tr. der div. groepen".
Terecht komt schrijver tot de conclusie dat het onttrekken dezer lichte
troepen aan de eigenlijke taak: beveiliging van de eigen divisiegroep, niet
juist kan zijn.
Het artikel geeft dan vergelijkend een opgave van de sterkte aan lichte
troepen per legerkorps of divisiegroep in Frankrijk, België, Duitschland
en Nederland.
Per div. groep in Nederland: 2 esk., 1 comp. wielr., 1 sectie pantser
auto,
bovendien per divisie: 1 esk. wielr.
Stellen we hier tegenover de N. I. organisatie dan zien we dat, af
gescheiden van het feit dat een Lichte Brigade als in Nederl. bij ons
ontbreekt, voor onze twee divisies in totaal beschikbaar zijn 6 esk. en 2
wielr. compn, echter voor ons veldleger (divisie-groep) het samenvoegen
van lichte troepen onder éénhoofdige leiding wordt belemmerd doordat
geen staf voor een dergelijke afdeeling bestaat.
Van de hand van Kinschot is het eerste deel van een opstel opgenomen,
getiteld: „De slag bij Haelen, 12 Aug. 1914".
Deze interessante ontmoeting wordt zeer in détails behandeld.
Voorts geeft D.J. Couvée een verslag„Internationaal concours hippiquë
Holland 1925."
Mavors Juli 1925. In „De kaarthoekmeter" geeft kapitein W.G. de Bas
een overzicht van het gebruik van dit in Nederland ingevoerde instrument.