dediging van het imperium dus! Een afzonderlijkporsoneel voor Indië acht
hij in de eerste tientallen van jaren niette krijgen.
Hoe het nu mogelijk was een zoo beslist tegenstander van een splitsing
der Marine een zoo belangrijke functie als die van a.s. directeur-generaal
op te dragen? Ik zal de eerste zijn om grooten eerbied te hebben voor
alles wat door den directeur der Marine-krijgsschool in zijn functie als
zoodanig is gepraesteerd, maar waar het gaat om het liquideeren der Staats-
marine, daar is zeker twijfel gerechtvaardigd of het voor het welslagen
der regeeringsplannen wel juist gezien was een der felste tegenstanders
daarvan in de uitwerking dier plannen een zoo belangrijk aandeel te geven.
Van tweeën één: öf het is de Regeering geen ernst met haar splitsings
plannen en ondanks het tot nu toe verluide blijft de Staatsmarine toch
nog, zij het in eenigszins gewijzigden vorm intact, öf de a.s. directeur-
generaal heeft bij de aanvaarding van die functie de te voren met zooveel
warmte verdedigde Staatsmarine geheel laten varen, maar dan wordt zijne
positie tegenover het departement toch wel zeer eigenaardig.
De naaste toekomst zal daar wel het antwoord op geven.
De splitsing van de marine in een Hollandsch en een Indisch deel, die
in het plan van de nieuwe regeering blijkt te liggen, beteekent een ne
derlaag voor de Groot-Nederlandsche gedachte, een overwinning voor
hen, wier blik niet verder rijkt dan het klein hoekje grond in het N. W.
van Europa, dat Nederland heet. Beschouwt men die splitsing van het
standpunt der laatsten, dan moet zij uit een organisatorisch oogpunt wor
den toegejuicht, dan wordt de defensie van het moederland onder eenhoofdig
bestuur gebracht, wat niet anders dan gunstig kan werken; dan wordt
ook schijnbaar een bezuiniging verkregen, daar het voor die zeer kleine
macht te water belangrijk kan worden ingekrompen in vergelijking met
de tegenwoordige sterkte, waarbij ook rekening is gehouden met Indische
belangen.
En aangezien ons volk in zaken van defensie het liefst schijn voor we
zen neemt, zal die hervorming schier algemeen worden toegejuicht.
Bekijkt men echter de kwestie van een hooger standpunt, dat der alge-
meene defensiebelangen, dan blijkt het, dat aan het doorhakken van de Marine
nadeelen verbonden zijn van uiterst vérstrekkenden aard; dan blijkt de
bezuiniging slechtste bestaan uit een afschuiven van lasten van Nederland
op Indië onder verzwaring van die lasten, dan blijkt het, dat een uiterst
gewichtig staatsbelang zal worden toevertrouwd aan handen, die daarvoor
niet berekend zijn, dat de maatregel in de verkeerde richting werkt, wat
betreft de versterking van den band tusschen Nederland en Indië en ver
der, dat de regeling niet kan leiden tot een economische organisatie van
het geheele stelsel van defensie, dat wel voor het minder blootgestelde
gebied (Nederland) eer. verbetering wordt verkregen, doch dat men daar
waar de toestand veel dringender is (Indië), de defensiebelangen ernstig
in gevaar brengt.
Was de toesland, wat departementale indeeling betreft, dan tot nu toe
zoo goed? Verre van dien; verbetering en versobering was zeer nood
zakelijk, maar de maatregel, die nu staat genomen te worden, leidt van
den goeden weg af in plaats van daarheen.
Het kleine Nederland klein althans inzake defensie hield er totnutoe
de luxe op na van drie geheel gescheiden weermachtsorganisatiën onder de
departementen van Oorlog, Marine en Koloniën, waardoor allerminst een
economisch gebruik van de toch al zoo geringe beschikbare middelen en
gelden verkregen werd, daar geen van de drie departementen gehouden was
651
Kolonel D. Merens schrijft in de Nieuwe Rotterdamsche Courant'' het volgende
artikel, dat niet zonder ruimheid van visie is.