verrassend uitgevoerde tegenstoot en tegenaanval liggen onder .,1a puissance du feu" bedolven. Het Engelsche voorschrift wijkt niet veel van het Fransche af. Ook hier treft men dezelfde angst aan voor de luchtwaarneming, waarom men zooveel mogelijk gemeenschappen aanlegt, al be hoeven de loopgraven niet doorloopend te zijn. In Duitschland acht men ze niet in die mate noodig. In den bewegingsoorlog maakt men slechts korte verbindingsloopgraven „daar waar natuurlijke dekking niet aanwezig is". En men voert 'er het practische argument voor aan: „De tijd ontbreekt". Het Feldbet'estigungsvorschrift onderscheidt bovendien nog de ter reinversterking bij den aanval en die bij de verdediging. In het eerste geval zal de beschikbare tijd nog geringer zijn. Uit de schutterskuilen ontwikkelt zich bij een langeren stilstand gelei delijk aan een soortgelijk systeem als bij de verdediging. Een zoo ver'doorgevoerde „theoretische" verdeeling als bij de Franschen (poste de combat, point d'appui, centre de résistance) wordt niet gemaakt. Meerdere nesten kunnen een steunpunt vormen (punt 75); of die steunpunten voor een sectie, een compagnie of een bataljon dienen, wordt in het midden gelaten en doet m. i. ook weinig ter zake. De grootte van een steunpunt zal afhangen van het terrein en van de plaats van het steunpunt in de verdedigings- zöne. In het voorste gedeelte der stelling houde men ze klein, meer achterwaarts kunnen zij, als het terrein daartoe aanleiding geeft, grooter worden genomen (b. v. voor een sectie). Onderwerpen wij nu tenslotte ons nieuwe G. V. I. aan een korte beschouwing, dan wordt opgemerkt, dat ofschoon niet over ge meenschappen gesproken wordt, het toch zeer zeker niet de be doeling is tot een stelsel van loopgraven te komen. Punt 194 (4) geeft aan: „Aaneensluitende loopgraven worden slechts bij uit zondering gemaakt". De naam steunpunten wordt (Gelukkig! t Blijkt al" tot wat een verschillende opvattingen zulks aanleiding geeft) niet gebruikt. De bedoeling hoe de verdediging moet wor den gevoerd blijkt duidelijk genoeg (punten 152 en 153 A. T. V.): Ie. Opstellingen van geweermitrailleurs en geweerschutters (brigades) in voorste lijn. De geweermitrailleurs krijgen een be paalde terreinstrook aangewezen, waarin vuur moet worden ge bracht. De voorste verdedigingslijn heeft een onregelmatig be loop en is als regel geen aaneengesloten linie. De openingen tus- schen de onderdeelen worden krachtig bestreden door vuur (punt 172 G. V.I.). 2e Daarachter, goed gedekt, opstellingen voor brigades of sec tiën die tot taak hebben den binnengedrongen vijand terug te werpen door middel van krachtig uitgevoerde tegenstooten, voor afgegaan en gesteund door verrassend afgegeven geweermitrail- leurvuur (zie ook G. V. I. punt 176 (I)). 3e Meer achterwaarts de reserveafdeehngen. 683

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 17