1. DE HUIDIGE STAND VAN HET VRAAGSTUK „DE
INRICHTING VAN VERDEDIGENDE STELLINGEN",
door
W. VAN EXTER.
„Die Feldbefestigung paszt sich den Kampf-
formen aller Waffen genau an. Sie ist in das
Gelande eingegrabene Taktik."
(Feldbefestigungsvorschrift deel I blz. 22).
Ofschoon door de verschijning van het A. T. V. en het G. V. I.
de beginselen, waarop de verdediging h. 1.1. moet plaats hebben,
zijn vastgelegd en in groote trekken is aangegeven, hoe een be
paalde terreinstrook op de voor onze verhoudingen beste en meest
economische wijze in krachtigen staat van afweer kan worden ge
bracht, verdient het wellicht aanbeveling na te gaan, hoe het op
het oogenblik in het buitenland met dit vraagstuk is gesteld en
op welke wijze de meeningen in de verschillende voorschriften zijn
verwerkt. Te meer bestaat daartoe aanleiding, omdat - zooals
bekend mag worden verondersteld van een absolute overeen
stemming ter zake niet in het minst kan worden gesproken. Dat
ook in Nederland de meeningen nog zeer verdeeld zijn, moge wel
blijken uit den pennestrijd, die gevolgd is op het desbetreffende
artikel van Brest van Kempen en Wilson in de M. S. 1924. Moge
dar, ook dit artikel zij het op bescheiden wijze er toe
bijdragen, dat door vergelijking van onze voorschriften met het
geen het buitenland aangeeft, een ruimere kijk en een dieper in
zicht in deze „question bruiante" worde verkregen.
FRANKRIJK.
De algemeene beginselen aangaande de verdediging zijn neer
gelegd in de „Instruction Provisoire sur l'Emploi Tactique des
Grandes Unités", die, meer speciaal betreffende de inrichting van
een verdedigingsstelling, in de „Instruction Provisoire sur l'Orga-
nisation du Terrain, (1925). 1)
Elk terrein, bezet door een troep, die belast is dit terrein te
verdedigen, wordt hetzij het al of niet ter verdediging is inge
richt een position genoemd.
Laatstgenoemd voorschrift wijkt in belangrijke mate af van „L'in-
struction sur l'organisation du terrain du 22 aout 1917."
667