zonde normaal ontwikkelde menschen. Ik stelde juist deze eigen schappen omdat de militaire vliegeniers gerecruteerd worden uit het leger, waardoor dus a. h. w. reeds een voorafgaande selectie heeft plaats gehad. Ten slotte is het de vraag of de opleiding der bedoelde chauffeurs en trambestuurders inderdaad op oordeelkun dige wijze en zich aanpassende aan de individueele eigenschappen der leerlingen heeft plaats gehad. De Heer v. S. zegt: „De karaktereigenschappen, de persoon lijkheidswaarden, zijn zeer zeker van overwegende beteekenis, maar komen feitelijk pas in de sfeer van onze belangstelling wan neer de primaire beroepsgeschiktheid vaststaat". Ik heb nergens het tegendeel betoogd, doch alleen willen wijzen op het verschil tusschen de beroepsgeschiktheid van militair vliegenier en die voor vliegenier zonder meer, omdat men zich veelal blind staart op de speciale vliegbegaafdheid van den militairen vliegenier. Als illustra tie van mijn bedoeling zij hier nog meegedeeld dat b. v. de be faamde Von Richthofen een slecht „vliegenier" was, van wien beweerd wordt dat hij per vier vluchten eenmaal zijn landings gestel brak, maar hij was een goed „militair vliegenier" want hij bracht den vijand verliezen toe, die rijkelijk opwogen tegen de door hem veroorzaakte schade. Verder moge ik opmerken dat het feit dat ik de resultaten van de opleiding bij de N. 1. L. A. gunstig vind, in het geheel niet uit sluit dat ik het zou toejuichen, indien de toepassing van een voorafgaand onderzoek naar den vliegaanleg in staat stelde deze resultaten te verbeteren. Van een overschatting van de waarde van een zoodanig onderzoek, met de daaruit voortvloeiende beperking van de recruteeringsmogelijkheden van den militairen vliegdienst verwacht ik echter niet anders dan nadeel. Ter informatie van den Heer v. S. zij ten slotte medegedeeld dat ik geen vlieginstructeur ben, doch waarnemerinstructeur en daar naast vlieger zonder meer. de R. v. St. 3. COMMENTAREN VAN MAARSCHALK FOCH OP EENIGE GRONDREGELS VOOR HET GEVECHT IN HET A. T. V. door CAMURS. Maarschalk Foch was van 1895 tot 1901 professeur aan en van 1907 tot 1911 commandant van de École de Guerre. Uit de eerste periode dateeren zijne bekendste werkenDes prin cipes de la guerre en De la conduite de la guerre. Deze studiën zijn herhaaldelijk herdrukt, laatstelijk in 1918 en het geeft vertrouwen in hun inhoud, dat de auteur tijdens den oorlog tot de hoogste 691

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 25