715 Slechts een zeer sterke vloot werkt op zich zelf preventief genoeg; een sterk leger, hoe sterk ook, doet dat in ons groot eilandenrijk nooit. De combinatie echter wèl, omdat de vloot, gesteund door deelen van het le ger, vloot-actie kan tegengaan; en, volgt er een bedreiging met een expe ditie, deze naar mate onze scheepsmacht sterker is, krachtiger bescherming vordert, daarbij oorlogsbodems aan 's vijands kracht onttrekkende. Tusschen den heer B. en ons bestaat een gradueel verschil. Wij zoeken de harmonie in andere verhouding dan hij, en staan nog steeds op het standpunt, dat deze harmonie bij het plan 1922 als neergelegd in het Indische defensie-rapport in theorie was benaderd. Naar onze meening kon en kan er van de toen voorgestelde vloot in clusief haar steunpunt niets af; bij het leger moest zeer veel bij. Is er dat bijgekomen? Is er iets bijgekomen? Na sommatie van het plus en min kunnen wij slechts negatieven voor uitgang constateeren. Zeker, in vele opzichten is verbetering ingetreden, in zeer vele zelfs. Maar aan den anderen kant weer ziet men het omgekeerde. Het Legerbestuur heeft niet gekregen, wat het noodig oordeelde en aan vroeg. Dit onthouden van het noodige moge dan niet zijn gebeurd ter wille van de vloot (wat o. i. wel het geval is geweest), een feit is het. dat men aan het leger heeft getornd en de bestaande gaten niet heeft gestopt. Een verkeerde taktiek. Een pantalon heeft twee pijpen. Beide zijn noodig. Wanneer de drager uit het kleedingstuk is gegroeid kan men beide pijpen uitleggen. Maar het wordt onbruikbaar, wanneer men de eene pijp op lengte brengt, door van de andere een stuk af te knippen. Die methode heeft men gevolgd en is men bezig te volgen. En het is dat streven en drijven, dat in het leger zulk een ongerustheid heeft gewekt en aanleiding o. m. is geweest tot het optreden in Meester Cornelis. Het kan geen kwaad, dat men eens de gemoederen wakker schudt. Per saldo zullen het toch de deskundigen moeten zijn, die het eerst hun waarschuwende stem lalen hooren. En het is te hopen, dat, als straks de begrooting in den Volksraad zal komen, er hartige woorden over de zaak der defesie zullen worden gewisseld; en dat de niet-deskundige leden zich te voren naar behooren zullen hebben doen voorlichten. Met het slot van het artikel-Boerstra, waarin de schrijver betoogt, dat ons leger op Java de facto 'te zwak is, zeker aanomlijsting" (hulpwapens), kunnen wij ons volkomon vereenigen. Trouwens, wie niet? Hij zegt het bedekt, en in weinig woorden maar au bon enten deur demi mot suffit." O. In het nummer van 4 November antwoordt kapitein Boerstra den heer O, a's volgt: „In de Middag-editie van de Java-Bode van 28 October j. 1. bespreekt O. het artikel van onze hand, dat verscheen in het Octobernummer van het Ind. Mil. Tijdschrift. Er zijn in die bespreking eenige punten, welke in het bijzonder onze aandacht trokken en waarop wij niet willen nalaten met een kort woord te reageeren. lo. O. stelt zich op het standpunt van de Defensie-commissie 1922 en acht de vloot van de interdepartementale commissie met het door de defensie-commissie daarnaast voorgestelde leger een minimum voor de defensie. Inderdaad is, hetgeen daar gevraagd werd, voor onzen Archipel niet te veel en men kan naar zulk een vloot en leger blijven streven. De geschiedenis der laatste jaren toont evenwel allerduidelijkst aan, dat dit streven voorloopig geen afdoende vruchten zal kunnen dragen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1925 | | pagina 49