Zelfs O. kan daaraan niets veranderen en zal zich voorloopig met minder
tevreden moeten stellen. In dat mindere wenschen wij in de allereerste
plaats de harmonische verhoudingen belichaamd te zien. Dat is voor ons
hoofdzaak.
2o. O. zegt: „Slechts een zeer sterke vloot werkt op zich zelf preven
tief genoeg; een sterk leger, hoe sterk ook, doet dat in ons groot eilan
denrijk nooit. De combinatie echter wèl, omdat enz." Dit zijn waarheden,
die niet ter zake doen, daar zij niet toepasselijk zijn op ons geval: dat
is het geval van een zwakke vloot en een zwak leger.
Wij streefden er juist naar, een practische lijn aan te geven voor de te
voeren defensie-politiek, en daarbij hebben wij ons te houden binnen de
grenzen van het op dit oogenblik voor ons bereikbare, binnen de grenzen
van ons geldelijk kunnen. O. zal hierin waarschijnlijk weder geen „klare
taal" kunnen zien. Wij kunnen dan slechts zeggen, dat zulks ons spijt-
3o. Schrijvers beschouwingen over het „meest gevaarlijke" geval zijn
zeer interessant, maar het is ook wij zeggen helaas voorloopig een
politiek gesproken overleefd standpunt, tot tijd en wijle het vuur
ons na aan de schenen zal worden gelegd en het te Iaat zal zijn. Zoo is
ons volk nu eenmaal en ook het veelkoppig monster dat Volksvertegen
woordiging heet.
4o. O. zegt, dat de „critieke" punten buiten Java „vrij vele" zijn. Dit
is onjuist. De punten buiten Java, ter wille van het (tijdelijk) bezit waar
van een belligerent in een buiten ons omgaand conflict zich bovendien
onze vijandschap op den hals zou willen halen, zijn gering in aantal. Wij
kunnen echter geen vrijheid vinden, in het openbaar op deze kwestie
nader in te gaan.
5o. Hoe ten slotte de samenstelling van het leger op Java en van de
bezetting der „critieke" punten zal moeten zijn lieten wij geheel in het
midden.
Dat is een vraagstuk op zich zelfontegenzeggelijk belangrijk, maar
in het kader van ons betoog blijft het nochtans van ondergeschikten aard.
Dat O. in de betrekkelijke alinea een aanknoopingspunt vindt om voor
de verruiming van de „omlijsting" op te komen is zijn zaak. Doch wij
moeten hem beleefd verzoeken, niet de meening ingang te doen vinden,
dat wij in ons artikel iets, wat dan ook, „bedekt" zouden hebben gezegd.
Wat er staat bedoelen wij, niet meer en niet minder.
Het heeft ons dan ook ten zeerste bevreemd, onder den titel „Leger en
vloot bij de defensie" de tirade aan te treffen, volgens welke het merk
waardige van ons artikel zou zijn gelegen in het feit, dat daarin de stel
ling wordt geponeerd dat de defensiewaarde van ons leger wordt beheerscht
door de capaciteit van de hulpwapens.
Voor een deskundige toch kan in het verband waarin de kwestie der
hulpwapens door ons werd aangeroerd daarin niets merkwaardigs lig
gen, terwiil het stellen dier tirade aan het hoofd van de bespreking de
aandacht afleidt van de hoofdzaak: den eisch van een onder alle omstan
digheden harmonische samenstelling der weermacht."
Het Soer. Hbl schrijft, dd. 23 October:
„Dezer dagen kregen wij bericht van de plannen eener groep Japansche
visschers die voornemens zijn hun beroep in de wateren nabij Soerabaja
te gaan uitoefenen.
Zij behooren tot eene zeer talrijke afdeeling visschers die al geruimen
tijd werkzaam zijn in de buuit van Singapore.
In het Soer. Handelsblad van eergisteren heeft men kunnen lezen op wel
ke intensieve wijze deze visschers in hun bedrijf werken zij duiken, onder-
716
Visscherij en defensie.